Zondag, 10
augustus 2008:
Thessaloniki
De tweede
dag op Athos (6 augustus) zijn we na een vermoeiend uurtje ochtendmis
en het ontbijt (brood, olijven, water: woensdag, vastendag) op weg
gegaan naar de Roemeense skite
van Timiou Prodromou, de zuidelijkst gelegen gemeenschap op het
schiereiland, in de buurt van de grot van de heilige Athanasios, de
stichter van Megista Lavra. Het is een uur of wat lopen, maar de
heenweg is zwaarder dan de terugweg, omdat de skite
hoger op de berg ligt. Aanvankelijk volgden we een overschaduwd
wandelpad (monopati)
door het bos. Daarna kwamen we op de weg, waar weinig schaduw was.
Dat maakte het lopen een stuk zwaarder. Het was een zeer warme dag.
Bij de Roemenen werden we buitengewoon vriendelijk ontvangen door een
jonge, goedlachse monnik die ons van water, Turks fruit en tsipouro
voorzag. Hij liet ons de kerk zien en de kapel van de kluizenaar die
vroeger op deze plek woonde. We mochten overal foto's nemen, iets dat
in de kerken en kapellen van de Griekse monniken streng verboden is.
We troffen er drie andere gasten uit Lavra, met wie we richting grot
van Agios Athanasios wandelden. Om die te bereiken moet je
tweehonderdachttien traptreden af langs een honderden meters diep
ravijn. Kostas heeft het een keer gedaan en zei dat nooit meer te
zullen herhalen. Ik durfde met mijn hoogtevrees niet eens in de buurt
van de trap te komen. We hebben ver van de rand van het ravijn, in de
schaduw van een rots, koude nescafé
gedronken, terwijl de drie anderen onvervaard aan de afdaling
begonnen.
We hebben
hun terugkomst niet afgewacht, maar zijn op zoek gegaan naar de
kluizenaar Josif, die ergens aan de rand van de afgrond moest wonen.
We hadden moeite hem te vinden. We kwamen bij een verlaten kluis,
maar die was niet bij een afgrond. Tenslotte kwam er een landrover
over het pad, waarin een aannemer die op Athos restauratiewerk
verricht. 'Stap maar in.' Vijf minuten later waren we er. Josif bleek
naar Thessaloniki te zijn. Wij hebben in zijn tuin onze conserven
gegeten en tsipouro gedronken, waarvan Kostas een litertje bij zich
had. Er was een kraan en we vonden een gieter. Daarmee de planten en
groenten, die dreigden te verdorren, flink water gegeven. De buikpijn
kwam nu en dan weer opzetten, maar dan bracht een stiekeme scheet
verlichting (later in Lavra moeizaam gescheten op zo'n verdomde
hangplee, om daarna te ontdekken dat een deur verder de echte
mensen-wc was). Vanaf de kluis van Josif heb je een indrukwekkend
uitzicht op de zuidpunt van Athos, waar verschillende kluizen boven
de afgrond zijn gebouwd. Die hangen als bijennesten een paar honderd
meter boven zee. Ik durfde er niet aan te denken hoe je daar moet
komen. Kluizenaar Josif staat er om bekend dat hij iedere keer als er
toestellen van de luchtmacht overkomen, met een grote Griekse vlag
gaat zwaaien. Soms maakt zo'n vliegtuig dan een ererondje. Piloten
die Athos bezoeken brengen hem een pet of insigne, zodat hij, naar
men zegt, een klein luchtmachtmuseum in huis heeft.
Teruggeklommen
naar de Roemeense skite,
waar we water, opnieuw tsipouro en koffie dronken. Omdat de
archondaris bezig was, heeft Kostas de koffie maar zelf gezet. De
sfeer bij de Roemenen is heel wat ontspanner dan die in Lavra.
Uitgerust begonnen we aan een gemakkelijke wandeling terug. Je moet
eerst een kort stuk klimmen, maar daarna begint de weg geleidelijk
aan te dalen, tot aan de poort van het klooster.
'Thuis' een
stortbad genomen, geslapen, wat gelezen en mij drie kwartier verveeld
bij de vespers. In de voorkerk, want daar val je minder op. Na het
avondeten gaf vader Sofronios ons een rondleiding. In het gebouw
geweest waar nog belangrijker mensen dan wij, zoals de patriarch van
Constantinopel en bezoekende ministers, logeren. Ook het oudste deel
van het klooster gezien, met de kapel waar men tot monnik wordt
gewijd. Je vindt er ook het knekelhuis en het baptisterium. Sofronios
verhaalde van het ene wonder na het andere, allemaal in de categorie
kinderlijke flauwekul en feeërieke onzin. Uiteraard hebben we hem in
zijn waarde gelaten en niet tegengesproken, al werd het heel pijnlijk
toen hij beweerde dat God aan Kostas vriend kanker had gezonden uit
liefde. Door dat lijden kom je tot inkeer, dichter bij God en
uiteindelijk in het paradijs. Ja, ja, dus Stella is gestorven vanwege
de grote liefde die God voor haar koesterde. Ik had er het mijne over
willen zeggen, maar dan waren we direct buiten de poort gezet en
hadden we de nacht in de wildernis moeten doorbrengen. Nadat
Sofronios ons twee boeken cadeau had gedaan (over het leven van Agios
Athanasios en over de kluis van Agios Johannes Koukouzelis) hebben we
de avond op onze kamer doorgebracht met een fles rode wijn, die mijn
darmen weer wat verlichting bracht.
De derde dag
(7 augustus) dezelfde ochtendroutine, alleen zijn we pas het laatste
kwartier naar de kerk gegaan. Daar werden we terechtgewezen door een
oude monnik, omdat we tijdens een of ander onderdeel van de rite niet
stonden, maar zaten. We hadden er genoeg van en zijn de kerk
uitgelopen. Later, toen we wachtten tot de refter open ging, kwam hij
naast ons zitten en bood hij zijn verontschuldigingen aan. Hij was te
streng geweest, zei hij. Er ontspon zich een gesprek. Vader
Christoforos bleek een beminnelijke man te zijn. Na vijfentwintig
jaar als stuurman op de grote vaart, had hij zich teleurgesteld in
het leven teruggetrokken in het klooster. Het kloosterleven begon hem
echter zwaar te worden. Vooral het nachtelijke opstaan. 'Ik heb er nu
al een derde wekker bij gekocht, anders verslaap ik mij.'
Het ontbijt
bestond uit sperziebonen, aardappelen, brood, olijven en rode wijn,
met watermeloen toe. Hetzelfde als het avondeten. De wijn in Lavra is
goed, maar wel wat aan de jonge kant.
Vader
Sofronios kwam om ons naar de kapel van Agios Athanasios te brengen,
die hij volgens de verhalen bouwde in opdracht van de Maagd. Steeds
verwoestten demonen het bouwen aan het klooster, tot de Maagd zei:
'Bouw in één dag een kapel en draag daar 's
avonds de mis op.' Nu, dat deed hij, wat de demonen voorgoed de das
omdeed, aldus een serieuze Sofronios. De kapel is klein en charmant,
maar gebouwd in één dag? We hebben het maar niet gevraagd, want
Sofronios wees ons alweer op een ander wonder: twee iconen die hadden
gehuild bij een aanval van piraten. Bij de kapel is een kluis die
niet wordt bewoond, maar waarin vader Avraam (Abraham) kanaries fokt,
wat een vrolijk gezicht was. Vlakbij zagen we een zonnewijzer en een
stenen vat voor het persen van druiven uit de oudheid, maar daarover
zei Sofronios niet veel. De oudheid is niet geliefd bij de monniken.
Tenslotte
bracht hij ons naar de nabij gelegen kluis van Johannes Koukouzelis,
die wordt bewoond en gerestaureerd door een jonge, vrolijke monnik
uit Thessaloniki, vader Efraïm (als ik mij goed herinner). Direct
kwamen water, drank, noten en koulourakia
op tafel. We hadden een aardig gesprek over Byzantijnse geschiedenis,
maar onvermijdelijk werden God en de Maagd erbij gehaald, waarna wij
vonden dat het tijd was om op te stappen. Hij zag in mij een soort
kandidaat-orthodox. Ik kreeg een paar bidsnoeren cadeau om vast te
oefenen. Ik kreeg ook een stuk hout met daarop een lapje leer met een
gekalligrafeerde bijbeltekst. Het paste niet meer in de bagage. Ik
heb het discreet achtergelaten in Lavra. Vergeten, zullen we maar
zeggen.
Terug in
Lavra hebben we onze boeken, conserven en tsipouro ingepakt en zijn
we afgedaald naar de haven, waar we in de schaduw bij het zingen van
de zee hebben gelezen, gegeten en gedronken. Met de buik ging het
beter nadat ik 's morgens het een en ander was kwijtgeraakt. De
steile klim terug was nogal vermoeiend, maar ons wachtte het stortbad
en de middagrust.
Na de
avondliturgie (waarvan we maar tien minuten volgden) kennis gemaakt
met een bezoekende bisschop uit Zambia en na het avondeten een tijd
gesproken met de abt, een man die vriendelijk lijkt, maar ook iets
sluws in zijn blik heeft. Vader Sofronios stelde een wandeling voor.
Kostas zei direct ja, maar ik had geen zin meer in wonderen en in
gehuichel dat ik het allemaal prachtig vind. Ik ben op de kamer gaan
lezen. Kostas kwam tegen kwart over tien terug, witheet, omdat hij
toch met Sofronios in debat was geraakt, terwijl geen enkele monnik
ook maar enigszins vatbaar is voor logica, want dat zien ze als een
instrument van de duivel. We hebben de laatste fles rode wijn
opgedronken.
De laatste
ochtend (8 augustus) konden we niet naar de mis, omdat het taxibusje
naar Karyes al om zeven uur vertrok. Toen we in de kiosk buiten de
poort wachtten, zagen we de zon opkomen achter Thassos, dat vaag in
de nevels oprees uit zee. Afscheid genomen van vader Sofronios, die
Kostas nog wat dingen meegaf (ondermeer een bidsnoer en een fles
wijwater) voor hun wederzijdse vrienden Yorgos en Eleni. Hij zou
bidden voor Yorgos genezing, maar 'alles is in de handen van God.'
Rond half negen arriveerden we met de 'mixer' in Karyes, waar we nog
enkele mensen vonden die niet anderhalf uur op de bus wilden wachten.
Met zijn allen een taxi genomen naar Dafni, waar we tegen tien uur
arriveerden. We hadden de 'snelboot' van twaalf uur besproken. Die
vertrok wel op tijd, maar deed er om de een of andere reden een uur
over om in Ouranoupolis te komen, in plaats van een half uur. Kostas
kreeg de pest in, want hij moest nog een aantal zaken regelen voor
zijn hoogbejaarde moeder. We reden door een mooi landschap naar
Thessaloniki via Stagira (de geboorteplaats van Aristoteles), Arnea
en Vassilika. Ik hoorde de stem van Stella, die zei: 'Waarom zou je
naar een toeristisch eiland gaan als je een prachtig gebied als
Halkidíki vlakbij hebt?'
©Kees
Klok