Gisteren
was ik te gast bij het radioprogramma Via Cultura, waar een
paneldiscussie werd gehouden over het thema 'Erfgoed-bederfgoed.' De
centrale vraag was hoe om te gaan met het Dordtse erfgoed en dat
natuurlijk in het licht van allerlei proefballonnen en aangekondigde
plannen inzake de historische binnenstad en de Spuiboulevard. De
laatste is de bouwkundige misser van de afgelopen drie eeuwen,
wat mij weer eens goed werd ingepeperd toen ik er over naar
restaurant Post liep, vanwaar de uitzending was. Het was windkracht
zeven, maar daar tel je op de Spuiboulevard, een windtunnel die zijn
weerga niet kent, altijd drie strepen bij. Lekker met temperaturen
onder het vriespunt.
Hoewel
wij het niet in alles met elkaar eens waren, dat zou doodsaai zijn
geweest voor de luisteraar en dan hadden ze het wel met één
gast af gekund, hadden we gemeenschappelijk dat wij ons allemaal zeer
betrokken voelen bij het wel en wee van Dordrecht en de aanpalende
gemeenten, waarvan Dordt het culturele centrum is. Ik ga de discussie
niet over doen, die is terug te luisteren via RTV-Dordt, als je de
uitzending morgenochtend op Drechtstad FM (95.7), van acht tot tien
uur, mist, maar na afloop bleef bij mij de prangende vraag hangen hoe
het komt dat de Nederlandse architectuur, die in voorgaande eeuwen
juweeltjes van schoonheid heeft voortgebracht, eigenlijk na de jaren
dertig van de vorige eeuw nauwelijks meer iets tot stand heeft
gebracht dat mij geen koude rillingen bezorgt.
Die
koude rillingen zijn niet alleen het gevolg van de ontsierende
hoogbouw en de breedte van de Spuiboulevard, maar een kwestie van
persoonlijke smaak. Ik wil niet zo ver gaan als Geert van Istendael,
die in zijn boek Mijn Nederland schrijft: 'Een doos van
Tupperware is mooier dan een nieuw gebouw in Nederland,' tenslotte
heb ik een beetje een zwak voor het pand waar vroeger het
Zuiveringsschap in huisde, al was de villa van dokter Nooij, die
eerder op die plaats stond, vele malen mooier. Toch kan ik een eind
meegaan met Van Istendael. Ik gruw van de skyline (Is daar echt geen
Nederlands woord voor, meneer Van Dale?) van Rotterdam en de gedachte
dat het met Dordrecht die kant op zou kunnen gaan, maakt de koude
rillingen extra ijzig.
Persoonlijke
smaak is dus een deel van het antwoord en daarover valt niet te
twisten. Je vindt het Tomadohuis niet om aan te zien of je vindt het
een bouwkundig wonder, maar waar wel over valt te twisten is het
gebrek aan historisch besef dat zo vaak in de Dordtse geschiedenis
een rol heeft gespeeld en dat de historische binnenstad in
verschillende perioden van de negentiende en twintigste eeuw
onherstelbare schade heeft toegebracht. Een stad is altijd in
verandering en dat is goed, maar een stad als Dordrecht is organisch gegroeid en daarin moet je wel vernieuwen en herstellen als
dat nodig is, maar dan met enige prudentie en met gevoel voor het
verleden. Door revolutionaire ingrepen, zoals het 'saneringsplan' uit
de vorige eeuw, verliest zo'n stad niet alleen aan karakter, maar
raakt ook de menselijke maat zoek.
In dagblad Trouw van 1 maart staat
een stuk van Willem Pekelder, die de schoonheid en schilderachtigheid
van Dordrecht bezingt. U moet dat maar eens lezen. Het is een ware
ode aan Dordrecht, de stad die nog veel mooier zou zijn geweest, als
we er met meer historisch besef mee waren omgegaan. Wat we nu hebben
is zilver, en laten we dat koesteren en goed gepoetst houden, maar
het goud hebben we helaas uit handen gegeven.
Foto:
auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten