vrijdag, maart 02, 2018

Koude rillingen



Gisteren was ik te gast bij het radioprogramma Via Cultura, waar een paneldiscussie werd gehouden over het thema 'Erfgoed-bederfgoed.' De centrale vraag was hoe om te gaan met het Dordtse erfgoed en dat natuurlijk in het licht van allerlei proefballonnen en aangekondigde plannen inzake de historische binnenstad en de Spuiboulevard. De laatste is de bouwkundige misser van de afgelopen drie eeuwen, wat mij weer eens goed werd ingepeperd toen ik er over naar restaurant Post liep, vanwaar de uitzending was. Het was windkracht zeven, maar daar tel je op de Spuiboulevard, een windtunnel die zijn weerga niet kent, altijd drie strepen bij. Lekker met temperaturen onder het vriespunt.

Hoewel wij het niet in alles met elkaar eens waren, dat zou doodsaai zijn geweest voor de luisteraar en dan hadden ze het wel met één gast af gekund, hadden we gemeenschappelijk dat wij ons allemaal zeer betrokken voelen bij het wel en wee van Dordrecht en de aanpalende gemeenten, waarvan Dordt het culturele centrum is. Ik ga de discussie niet over doen, die is terug te luisteren via RTV-Dordt, als je de uitzending morgenochtend op Drechtstad FM (95.7), van acht tot tien uur, mist, maar na afloop bleef bij mij de prangende vraag hangen hoe het komt dat de Nederlandse architectuur, die in voorgaande eeuwen juweeltjes van schoonheid heeft voortgebracht, eigenlijk na de jaren dertig van de vorige eeuw nauwelijks meer iets tot stand heeft gebracht dat mij geen koude rillingen bezorgt.

Die koude rillingen zijn niet alleen het gevolg van de ontsierende hoogbouw en de breedte van de Spuiboulevard, maar een kwestie van persoonlijke smaak. Ik wil niet zo ver gaan als Geert van Istendael, die in zijn boek Mijn Nederland schrijft: 'Een doos van Tupperware is mooier dan een nieuw gebouw in Nederland,' tenslotte heb ik een beetje een zwak voor het pand waar vroeger het Zuiveringsschap in huisde, al was de villa van dokter Nooij, die eerder op die plaats stond, vele malen mooier. Toch kan ik een eind meegaan met Van Istendael. Ik gruw van de skyline (Is daar echt geen Nederlands woord voor, meneer Van Dale?) van Rotterdam en de gedachte dat het met Dordrecht die kant op zou kunnen gaan, maakt de koude rillingen extra ijzig.

Persoonlijke smaak is dus een deel van het antwoord en daarover valt niet te twisten. Je vindt het Tomadohuis niet om aan te zien of je vindt het een bouwkundig wonder, maar waar wel over valt te twisten is het gebrek aan historisch besef dat zo vaak in de Dordtse geschiedenis een rol heeft gespeeld en dat de historische binnenstad in verschillende perioden van de negentiende en twintigste eeuw onherstelbare schade heeft toegebracht. Een stad is altijd in verandering en dat is goed, maar een stad als Dordrecht is organisch gegroeid en daarin moet je wel vernieuwen en herstellen als dat nodig is, maar dan met enige prudentie en met gevoel voor het verleden. Door revolutionaire ingrepen, zoals het 'saneringsplan' uit de vorige eeuw, verliest zo'n stad niet alleen aan karakter, maar raakt ook de menselijke maat zoek. 

In dagblad Trouw van 1 maart staat een stuk van Willem Pekelder, die de schoonheid en schilderachtigheid van Dordrecht bezingt. U moet dat maar eens lezen. Het is een ware ode aan Dordrecht, de stad die nog veel mooier zou zijn geweest, als we er met meer historisch besef mee waren omgegaan. Wat we nu hebben is zilver, en laten we dat koesteren en goed gepoetst houden, maar het goud hebben we helaas uit handen gegeven.

Foto: auteur



Geen opmerkingen: