dinsdag, maart 27, 2018

Proeflokaal



De late middagzon bereikt nog net de ramen van het proeflokaal. Het is maandag. Op maandag houdt de halve horeca in Dordrecht de deuren dicht. Een deel van de middenstand heeft zich daarbij aangesloten, maar als de zon schijnt hoor je mij niet klagen. Ik kan trouwens tegenwoordig op zondag langs de onderbroekenboer, een ongekende luxe in wat ooit de hoofdstad was van de Biblebelt.

Claire laat op zich wachten. Het kind is uitbesteed, maar er kwam een vriendin langs. 'We lopen nog even uit.' Hoewel het niet mijn stamcafé is, want maandag, is het een aangenaam lokaal. Ik neem een voorschot op onze borrel. 'Het kan altijd nog erger,' schrijft L.H. Wiener in Fallen Leaves, zijn bundel prachtige brieven die iedereen moet lezen, voor het te laat is.

Vanmorgen belde Mees. Hij bereidt zijn begrafenis voor. De kanker is niet meer tegen te houden. Hij klonk bloedstollend monter. Ik ben niet goed in naderende dood. Hij is iets te vaak iets te dichtbij geweest. Ik heb zijn adem geroken. De zus van Arie is van haar fiets gevallen, wist hij. Het gaat even duren, maar die komt er zoals altijd wel weer bovenop. Ik zie dat Claire haar rijwiel voor de kroeg parkeert. Ze heeft haar haren teruggeverfd naar de oorspronkelijke kleur. Het staat haar heel goed.


Foto: auteur


zaterdag, maart 24, 2018

Stoep



Het eerste wat ik hoorde toen ik de radio aanzette, was het aanstellen van een oorlogszuchtige havik als veiligheidsadviseur door Donald Trump. Dat er een nieuwe wereldoorlog uitbreekt is zeker, het tijdstip alleen nog niet, en dat de Amerikanen in hun vergaande kortzichtigheid en vooringenomenheid op het terrein van buitenlands beleid daar verantwoordelijk voor zullen zijn, is zeer waarschijnlijk. Je zou maar kinderen hebben die op een mooie toekomst hopen. Het tweede onderwerp in het radiojournaal was het kapsel van een Nederlandse basketballer die in de Verenigde Staten speelt. Dat kapsel was, zo zei hij, vooral in trek bij ongeveer tienjarige jongetjes. Iemand met een voorbeeldfunctie dus. Of het kapsel van Donald Trump ook zo populair is bij die leeftijdsgroep, weet ik niet.

Deze week hebben we de gemeenteraadsverkiezingen gehad. Die verhouden zich tot het wereldgebeuren ongeveer zoals de buitenlandpolitiek van de VS tot het kapsel van een sportjongen, maar voor ons waren ze uiteraard belangrijk. Toen ik gisteravond vanuit het stadscentrum naar huis liep, zag ik dat een meter of vijftig voor mijn woning het trottoir was ingezakt. Waardoor is mij een raadsel, maar het is vlak voor mijn voordeur ook een keer gebeurd. Eveneens door onbekende oorzaak. Toen was de gemeente er als de kippen bij om de boel te repareren, want wie erin dondert en gewond raakt, kan schadevergoeding eisen. Een goed werkende gemeente is voor het dagelijks leven van groter belang dan de dreiging van een wereldoorlog. Als die laatste uitbreekt, is niets meer van belang, dan is het alleen prettig als je een zakje zelfmoordpoeder in huis hebt.

Ik ben van nature een optimist, al doet een aantal kwalijke figuren dat in de afgelopen jaren is aangetreden als 'wereldleiders' er alles aan om mij tot het pessimisme te bekeren. Types die zich soms met de ellebogen, met list, bedrog of geweld naar de top hebben gewerkt en bezig zijn dood en verderf te zaaien, zoals die man in een land dat zogenaamd onze bondgenoot is. Een man wiens naam je in Nederland nauwelijks meer kunt noemen zonder het risico dat de locale aanhang van deze naarling schuimbekkend op de stoep staat. Types ook die niet zelden gekozen zijn door een kortzichtig en vooringenomen, gefrustreerd electoraat met het verstand van tienjarige jongetjes, opgezweept door nepnieuws met dank aan vooral de sociale media. Types met raar haar en slechte manieren. Ik hoop ondertussen dat de gemeente de stoep heeft gerepareerd. Je zou maar een been breken.

Foto: auteur



vrijdag, maart 23, 2018

Reisbrief (slot)




Lieve Stella,

Had ik maar voor een paar tientjes een vliegretour naar Stansted genomen, dacht ik toen ik zat te kleumen in de Station Tavern, in plaats van vijf keer zo duur te reizen met al dat overstappen en dan nog een stuk in die stadsbus. Er was vanmorgen na het ontschepen geen bus aan de halte. Toen er na tien minuten wachten in de snerpende oostenwind eentje kwam, moest een flink aantal passagiers het hele eind naar Schiedam staan. Het ging wel vol gas over de snelweg, de RET staat in voor uw veiligheid! Ik begrijp dat niet. Je kunt van tevoren ongeveer weten hoeveel voetpassagiers ontschepen en de bus nemen. Je hebt ook een idee hoeveel locale passagiers er rond die tijd zijn. Dan zorg je toch voor een extra bus? 

Dat het ijzig koud was, kun je de RET niet kwalijk nemen, maar dat die metrolijn niet op tijd klaar is wel, of in ieder geval de gemeente, waar ze onder vallen. In Berlijn gaan stemmen op om het nieuwe vliegveld, dat zeven jaar geleden al klaar moest zijn, maar dat nog steeds niet is opgeleverd, maar weer af te breken. Het kan altijd nog erger, constateert L.H. Wiener regelmatig in Fallen Leaves en daar houden wij ons maar aan vast.

Toen ik gisteravond eindelijk aan boord mocht en vrijwel direct doorging naar het restaurant, had ik het echter alweer naar mijn zin. Alle treinen waren stipt op tijd, ondanks de waarschuwingen omtrent het weer. Ik was anderhalf uur te vroeg in Harwich, waar ik droog zat en warm. Relatief warm, want Engelsen lijken het niet snel koud te hebben. Echt behaaglijk was het nergens, maar gelukkig kon ik de temperatuur in mijn hut zelf regelen. De Thaise obers waren weer even vriendelijk als op de heenreis, hun Engels was nog steeds nauwelijks te verstaan en toen we tegen middernacht het zeegat uitstoomden, zat ik na een smakelijke maaltijd, tevreden met een glaasje Glenmorangie in de bar. De Riva Bar, een slechte naam in het Dordrecht van nog niet zo gek lang geleden, maar hier een prettig, en vooral vreedzaam, oord. Na die bus had ik trouwens wel direct een intercity naar Dordrecht. 

Amper thuis hoorde ik op het nieuws van een wisselstoring bij Rotterdam. Ik ben in meerdere opzichten een geluksvogel, ook al heeft Florence zich in Cambridge niet vertoond.

Foto: Kees Klok


donderdag, maart 22, 2018

Reisbrief (4)




Lieve Stella,

Er ligt een dun laagje sneeuw op de daken en toen ik gisteravond terugliep naar het hotel, was het hier en daar glad op straat. Er stond een snijdende oostenwind. In het hotel kunnen ze het maar ternauwernood een beetje warm houden. Toch liep een van de meisjes van de bediening vanmorgen bij het ontbijt in een bloesje met korte mouwen, alsof de lente alweer volop terug is. Vrijdag zag ik een enkele halvegare in een korte broek op straat, maar toen was het nog dertien graden met volop zon.

Ik heb mijn heil gisteren na het ontbijt in het Fitzwilliam Museum gezocht. Een rijke collectie, maar nogal overdadig, chaotisch geëxposeerd, zodat niets echt tot zijn recht komt. Alsof de collecties van het Dordrechts Museum en Museum van Gijn op tamelijk willekeurige wijze zijn gemengd. Ik heb wel genoten, want er was veel moois en interessants, waaronder een Rembrandt en een kleine, maar fraaie collectie Barbizon en impressionisten. Dat genot werd nu en dan wat getemperd door een langstrekkende kudde middelbare scholieren, waarvan de meesten niet of nauwelijks in het getoonde geïnteresseerd leken. Ik heb er geluncht en na een paar uur rondzwerven ondanks de wind nog een wandelingetje door Cambridge gemaakt. Jij zou vooral hebben genoten van de uitgebreide collectie aardewerk.

Cambridge in een vliegende, ijskoude oosterstorm is een heel ander Cambridge dan met zonnig lenteweer. Geen punter meer te zien op de Cam, al waren er toch nog behoorlijk veel toeristen. Ze lopen rond, maken foto's, vooral van zichzelf, maar blowen niet, zoals in Amsterdam. Ook is Cambridge beduidend schoner dan onze verloederde hoofdstad. Na een half uur was ik de wind zat en ben ik naar het hotel gegaan om in de bar op Jeanine te wachten. Van Joanne Limburg* kreeg ik vrijdag bericht dat zij en Chris allebei griep hebben, dus ik verwacht hen niet te zien. Misschien beter, want met twee lezingen in zicht, zit ik niet op griep te wachten.

Ik heb Jeanine uit eten genomen bij Jamie's Italian. Daarvoor dronken we iets in een pub aan de rivier waar twee televisies stonden te loeien, waarnaar ogenschijnlijk niemand keek. In de zomer kun je mooi aan het water zitten, maar nu kon de kachel het, ondanks de drukte, nauwelijks aan. Bij Jamie's hadden ze geen pizza's. Terecht, want lekkerder dan bij Costa d'Oro in Dordrecht kan niet, maar de ravioli met champignons was heerlijk. De wijn en de Italiaanse brandy trouwens ook. Daarna ging Jeanine naar huis, want over een paar dagen komt ze even naar Nederland en er lag nog wat werk om af te maken. Ik heb nog een afzakker in de bar genomen, na een enigszins riskante wandeling, vanwege de gladheid.

Tijdens die afzakker keek ik op mijn iPad en zag een bericht dat de dichter Ef Starik dood is. Negenenvijftig. Een hartstilstand. Die jongen heeft dus minder geluk gehad dan ik. We traden ooit samen op bij Dichters in de Prinsentuin. Toen kwam hij heel sympathiek over, maar veel contact hadden we daarna niet meer. Ja, een beetje, via Facebook. Ik had hem jonger geschat. Het werd op slag kouder in de bar. Na één glas wijn ben ik nog een uurtje gaan lezen op mijn kamer. De radiator voluit open, onder het dekbed, met mijn wintersokken aan.

(wordt vervolgd)

Foto: Kees Klok

*Schrijfster. Ik vertaalde haar dichtbundel femenismo (uitgave: Liverse).


woensdag, maart 21, 2018

Reisbrief (3)




Lieve Stella,

Het was gisteren een heerlijk milde lentedag. Ideaal om de colleges te bekijken. Dat hebben we dan ook uitgebreid gedaan. Gelukkig maar, want nu valt er natte sneeuw en is de winter terug. Als je het hotel uitstapt en links aanhoudt, ben je binnen vijf minuten in het centrum van de academische wereld.

We hadden niet alleen geluk met het weer, ook alle colleges waren open, zelfs Trinity, dat naar verluidt moeilijk is te bezoeken. We hebben de spectaculaire kapel gezien uit de tijd van de overvrome Henry VI. Een prachtig staaltje van late gotiek. Dat een religie zoveel moois tot stand kan brengen, blijft verbazen, maar gelukkig heeft zij ook veel onheil gesticht, anders kwam het kosmisch evenwicht in gevaar.

In een aantal colleges mag je alleen over het gras lopen als je fellow van dat college bent. Een curieuze traditie. De universiteit hecht sterk aan tradities en hiërarchische verhoudingen. Je kunt de universitaire graad zien aan iemands toga en ook of je cum laude bent afgestudeerd of niet. Trinity College deelt woonruimte toe op grond van studieprestaties. Ik hoor het verontwaardigde geroep al, als Nederlandse universiteiten dat ook zouden doen, vooral van de zesjesverzamelaars. Ik ben wel een beetje beducht voor tradities, voor je het weet heb je een samenleving als de Griekse, met die verstikkende invloed van de kerk. Aan de andere kant kunnen tradities de band met het verleden levend houden. Je moet dus oppassen het kind niet met het badwater weg te gooien, zoals allerlei activistische schreeuwers in Nederland willen. Ik moet de laatste tijd veel denken aan een uitspraak van C. Buddingh', ooit gedaan in zijn dagboek Een mooie tijd om later te worden (pagina 62): 'In iedere buiten-parlementaire actie schuilt een kiem van fascisme.' Buiten-parlementaire actie, zo noemden we het activisme in de vorige eeuw.

Jeanines eigen college heeft enkele fraaie tuinen waar je wel over het gras mag lopen. Toen we daar 'een wijle vertoefden' dacht ik dat al dat deeltijdstuderen van mij wel mooi en aardig was en een koopje voor de staat, maar dat ik het toch prachtig zou hebben gevonden om een tijdje aan zo'n college te verblijven. Een niet te hiërarchisch natuurlijk, daar kan ik als Hollander niet goed tegen, maar toch. Dat je zoiets pas op je zesenzestigste bedenkt. Ik heb er natuurlijk wel een beetje aan gesnoven toen ik bij de Dickens-conferenties was in Portsmouth en Bristol en vooral toen wij samen aan de University of Minnesota verbleven, maar ja, de campus daar kun je met geen mogelijkheid vergelijken met Cambridge. Wel Ivy League, maar geen Harvard, architectonisch gezien dan.

Bij de boekhandel van Waterstone heb ik The Silk Roads van Peter Frankopan voor Jeanine gekocht. Daarna zijn we naar de befaamde pub The Eagle gegaan, waar we langdurig hebben zitten praten over haar promotie-onderzoek in het bijzonder en het vak geschiedenis in het algemeen. Pas tweeëntwintig en dan al bezig met zo'n onderneming, ik heb daar enorme bewondering voor.

Tijdens onze college tour herkende ik wel het een en ander, zoals Pembroke College. Weet je nog dat we de auto ergens parkeerden en op zoek gingen naar een bed and breakfast? Het eerste college dat we passeerden was Pembroke. We besloten de portier te vragen of hij iets wist. Niet geschoten enzovoorts. Hij wist iets en zo kwamen we terecht bij een aardige mevrouw in de buurt. Pembroke is het eerste college dat je tegenkomt als je van het hotel naar het centrum loopt, dus we moeten in dezelfde buurt hebben gelogeerd waar ik nu zit.

Ergens in het verleden heeft Dordrecht de boot gemist wat betreft het stichten van een universiteit. Dat is jammer, heel jammer, want een universiteit en studenten zijn het zout in de pap voor de cultuur en levendigheid van een stad. Hoe het zo is gekomen, weet ik niet. In de 17e eeuw kreeg de Latijnse School de status van Illustere, een soort semi-universitair niveau. Later werd dat het Johan de Witt-gymnasium. Het is mooi om het oudste gymnasium van Nederland te hebben, maar de Illustere School had natuurlijk moeten uitgroeien tot de Universiteit van Dordrecht.


(wordt vervolgd)

Foto: Kees Klok


dinsdag, maart 20, 2018

Reisbrief (2)




Lieve Stella,

De zon schijnt. Het wordt tien graden, maar daarna weer winter, zegt de weerman, die in voorkomende gevallen ook een vrouw is. Ik heb wel een extra wolletje bij me, maar ik had toch niet gerekend op een verschuiving van de winter naar het voorjaar. In Nederland zal op voorhand alweer flink worden getobd, met code geel en code rood, maar in Engeland hebben ze het even heel druk met de vergiftiging van een ex-spion en zijn dochter. Dat waren de Russen, weet die griezelige mevrouw May zeker. Na een jaar heeft ze nog geen idee hoe het met de Brexit moet, maar dit weet ze zeker. Zeker en vast, zeggen ze in Vlaanderen als ik mij niet vergis. Dus moeten er sancties komen. Zo wordt het nog eens oorlog, maar toen ik gisteren door een aardige taxi-mevrouw, nog steeds te vroeg, naar het hotel werd gereden, was mijn kamer toch gereed.

Het hotel heeft een mooie naam, Royal Cambridge, en is aangenaam behoudend ingericht. Ongeveer in dezelfde stijl als het Grange Strathmore, waar ik in Londen altijd logeer. Tegelijkertijd is het wat sleets, dus zoals ik het graag heb, want dat heeft iets huiselijks en ik verblijf ook liever in 1930 dan in 2018. Het personeel is vriendelijk en voorkomend, maar grotendeels uit het buitenland en soms met een moeilijk verstaanbaar accent. Dan roep ik dat ik 'a bit deaf' ben en dan proberen ze het glimlachend opnieuw. Het zijn meisjes die je meer gunt dan een plek achter balie of bar, maar wie weet zit er wel een geniale werkstudente tussen. Misschien is dat bebrilde meisje met blauwgroen haar en een lelijke tatoeage in haar nek, dat mij gisteren tot troost een kolossaal glas rode wijn inschonk, wel de nieuwe madame Curie. We zitten niet voor niets in Cambridge.

Op weg naar het centrum herkende ik niets van drieëntwintig jaar geleden, toen wij samen in Cambridge waren. Ik liep, zoals gewoonlijk, zou ik bijna zeggen, de verkeerde kant op, maar dat bracht mij wel bij een aardig etablissement, waar ze een uitstekende lunch hadden. Tram Depot heet het. Gezien de foto's die er hingen was het ooit remise van een paardentram. Dat zou een aardig idee zijn voor Dordrecht: het in ere herstellen van de paardentram, weer als vroeger van het station naar het Groothoofd. Leuk voor toeristen, terwijl de mest goed is voor de gemeentelijke bloembakken.

Toen ik langs de Scheikundefaculteit kwam, moest ik denken aan Kostas Kambas,* die nu toch al meer dan tien jaar met emeritaat moet zijn. Jij trouwens ook, vermoed ik, als je mij niet had ontmoet, niet naar Nederland was gekomen en niet veel te jong dood was gegaan. Je was vrijwel zeker hoogleraar in de Engelse taal- en letterkunde geworden. Weer een reden om trots op je te zijn. Het stemt een beetje somber hier nu zonder jou rond te lopen. Daarom kijk ik af en toe heimelijk om mij heen of ik mijn Florence Dugdale** niet ergens zie. Dat begrijp je wel.

Om te voorkomen dat ik weer een koers uitzet die niet de bedoeling is, haalt Jeanine***, de aanleiding dat ik in Cambridge ben, mij straks op bij het hotel. Zij wordt vast ook hoogleraar, net als haar vader, al maak ik dat waarschijnlijk niet meer mee, tenzij ze snel opklimt in de rangen der historici, ver voorbij waar ik ben blijven hangen, maar dat is de schuld van de Grieken en de Macedoniërs, die mij allergisch hebben gemaakt voor nationalistisch gebral.****


(wordt vervolgd)

Foto: Kees Klok

*Goede vriend. Emeritus hoogleraar natuurkunde aan de Aristoteles Universiteit Thessaloniki.
** Tweede echtgenote en biografe van de schrijver Thomas Hardy.
*** Nichtje. Historica.
****Refereert aan het promotie-onderzoek dat ik medio jaren negentig heb gestaakt.



maandag, maart 19, 2018

Reisbrief (I)




Lieve Stella,

Ik bevind mij in de Station Tavern in Cambridge, een etablissement met uitzicht op een lange rij paraplu's, die allemaal staan te wachten op een taxi. Voorlopig zit ik aan een enorme kom cappuccino. Ik ben veel te vroeg voor mijn hotel, waarin ik volgens de officiële mededelingen pas na 14.00u mijn kamer kan betrekken. Ik heb een hele Engelse regendag voor me, wat een luxe! Je kunt hier ook uitgebreid ontbijten, maar dat heb ik vanmorgen heel vroeg al gedaan, aan boord van de veerboot uit Hoek van Holland.

Het vergt nogal wat om duur te kunnen reizen. Ik bedoel: als ik met het vliegtuig had gereisd, was ik een vijfde van nu kwijt geweest en was het een stuk sneller gegaan, maar ik wilde op mijn gemak, zonder haast, zonder naast wildvreemden in een sigaar gepropt te zitten en zonder dat nerveuze gedoe op zo'n luchthaven. Ik dacht dat er, zoals in een beschaafd land hoort, een fatsoenlijke treinverbinding was tussen Rotterdam en de veerhaven in Hoek van Holland. Ik had moeten luisteren naar Radio Rijnmond. Dan had ik geweten dat de spoorverbinding is opgeheven en dat de in het vooruitzicht gestelde metrolijn vanuit Schiedam nog bij lange na niet klaar is. Bij de aanleg is alles tegengelopen, wordt beweerd. De kosten zijn inmiddels een veelvoud van wat er is begroot. Fijn voor de belastingbetaler, maar dat is eerder gebruik in Nederland dan uitzondering. Zelfs het geplande fietsbruggetje tussen de Dordtse wijk Stadswerven en het centrum dreigt miljoenen duurder uit te komen dan berekend.

Vanaf Schiedam moest ik verder met een bus. Die deed zijn best de afstand snel te overbruggen, ik moest er bij de volgende halte, een klein half uur later, alweer uit, maar het was wel een stadsbus, zonder enige faciliteiten voor bagage. Gelukkig had ik alleen maar een rolkoffertje en een rugzakje bij me, maar je zou voor een langer bezoek met een gezin op stap zijn. Mijn bagage is weer wel te zwaar, want behalve de e-reader heb ik toch ook maar Fallen Leaves van L.H. Wiener en de nieuwste dichtbundel van Kira Wuck bij me, plus nog wat boeken voor de weggeef. Wiener & Wuck voor inspiratie en genot. Ooit zag ik de spreuk Genot door Voorzorg op een huis in, ik meen, Brandwijk, tijdens een wandeling met Guus de Landtsheer.*

De rij bij de taxistandplaats is inmiddels wel geslonken, maar ik ben nog steeds te vroeg voor het hotel. Misschien had ik er verstandiger aan gedaan met de dagboot over te steken, daar heb ik eigenlijk niet aan gedacht. Ik ben nog nooit met de dagboot naar Engeland gevaren en dan moet je je bagage inchecken en daar had ik geen zin in. Alles onder de eigen veren, dat is het veiligst. Eenmaal in de trein, zag ik dat het laag water was. Een droefmakend gezicht, al die modder, 'Dat komt ervan als je Brexit wil,' dacht ik. In Harwich zou ik mijn vooruitbestelde spoorkaartjes afhalen op het treinstation, maar het internet weet nog niet dat het loket daar in januari is afgeschaft. Ik moest naar een automaat en die automaat was 'out of order.' In plaats van het loket was er een mevrouw om verwarde bootreizigers op het goede spoor te brengen. 'Reist u maar op uw reserveringsbevestiging, meneer.' Ik zag de problemen met een niet begrijpende conducteur al voor mij, maar die liet zich niet zien tot Manningtree, waar ik moest overstappen. Manningtree, ik had er nog nooit van gehoord, maar daar was wel een loket, met een vriendelijke meneer die mij glimlachend mijn kaartjes ter hand stelde. Voor de rest van de reis, overstappen in Ipswich, zat ik gebakken.

(Wordt vervolgd)

Foto: Kees Klok

* Oud-collega aan het Stedelijk Dalton Lyceum, Dordrecht.




vrijdag, maart 16, 2018

Praatgraag



In zijn prachtige brievenboek Fallen Leaves zegt L.H. Wiener: 'Leraren horen elkaar, maar vooral zichzelf, erg graag spreken, heb ik de indruk.' Die indruk is juist, bedacht ik direct toen ik het las. Ik was weer even terug op school, bij die eindeloos vervelende personeelsvergaderingen waarin, nadat alles was afgehandeld en uitentreuren omzeurd, het agendapunt 'rondvraag' aanbrak. Dan was er altijd wel een zeikerd die opmerkte dat hij (of zij, want vrouwen zitten er wel bij, maar zeiken daarom niet minder dan mannen) nog even wilde terugkomen op punt dit of punt dat en zelden was er een voorzitter die capabel genoeg was om zo'n lulhannes de mond te snoeren, waarna het eindeloos gezanik opnieuw een aanvang nam.

Dat ik in die zesendertig jaar onderwijs nooit eens schuimbekkend van zo'n vergadering ben weggelopen, begrijp ik zelf eigenlijk niet. Ik heb wel meegemaakt dat een collega dat deed. Het was aan het begin van mijn 'carrière', toen ik een leraar van net in de vijftig nog automatisch rangschikte in de categorie afgeleefde ouwe lul die zo snel mogelijk de WAO diende in te gaan. Een gedachte die de schoolleiding met mij deelde, want er werkte zelden iemand door na zijn vijfenvijftigste. De enige die dat wel deed, dagelijks op een forse dosis aspirine en andere pillen, ging drie maanden na zijn pensionering dood. Hij was reuze trots dat hij tot zijn vijfenzestigste had doorgebikkeld, maar hij was ook reuzetrots op het feit dat hij in al die jaren dat hij Engels doceerde nog nooit het perfide Albion had bezocht. Zo'n type leraar.

Ik herinner mij die bijeenkomst nog. We vergaderden in een tot lerarenkamer omgebouwde garderobe, een grauwe gang met gering daglicht. Ik ben goddank vergeten waarover het ging, maar het zal wel iets geweest zijn als het steeds terugkerende gedoe over wel of niet eten in de klas, het al dan niet roken van leerlingen op het schoolplein, of het 'één lijn trekken' (leraren willen altijd één lijn trekken, vooral degenen die geen orde kunnen houden) in het geval van klas zus of zo, waarin een groot aantal 'raddraaiers' zou zitten. Ik maakte in jeugdige overmoed een boute opmerking waarvan ik niet de strekking maar wel de formulering ben vergeten, waarop een collega woedend opsprong en riep: 'Hij eruit of ik eruit!.'

Ik ging er niet uit. De directeur trad niet veel later op als vredesduif en de collega en ik werden tenslotte goede vrienden. En ik geef toe, ik hoorde mijzelf in die tijd ook graag praten. Iets te graag misschien.


Foto:  Beeldbank Regionaal Archief, Dordrecht


donderdag, maart 15, 2018

Vooruitgang



Ik zie mij nog staan op het dek van de veerboot Duke of York, in de haven van Hoek van Holland, ergens in de jaren vijftig, samen met mijn grootvader, die lang daarvoor nog als zeeman bij de Maatschappij Zeeland had gevaren. Vele jaren heette de rederij die de veerdienst met Harwich onderhield zo. Een naam die garant stond voor een eenvoudige doch zekere overtocht. We zagen hoe enkele auto's door een kraan het ruim in werden gehesen. Van schepen waar je op kon rijden, was nog geen sprake en er ging nog fatsoenlijk een trein van Rotterdam naar Hoek van Holland. Later, buitengaats, begon de Duke of York behoorlijk stampij te maken, maar mijn grootvader en ik hadden daar, in tegenstelling tot de rest van de familie, geen last van. Mijn kinderbeentjes bleken al volkomen zeewaardig.

Binnenkort wil ik die reis naar Engeland weer eens maken, voordat de krankzinnige Brexit het land in chaos stort. Een chaos waarop wij in Nederland een voorschot hebben genomen. Althans de Rotterdammers, u weet wel, de bewoners van de stad die altijd voorop loopt in moderniteit en verandering. Alle verandering is een verbetering, geloven ze in dat experiment van ontspoorde architectuur, waar de tocht je voortdurend door de veel te hoge gebouwen om de oren waait. Ze hebben hun skyline al grondig verpest en sinds enige tijd blijken ze zich ook te bemoeien met de spoorverbinding naar Hoek van Holland.

Op 1 april 2017 legde de NS het bijltje er bij neer, Hoek van Holland lag vermoedelijk te excentriek om nog door deze trots van Nederland te worden bediend. Het was tot een soort Roodeschool verklaard, al kun je daar met de trein vanuit Dordrecht nog net komen. Krap vier uur, u begrijpt, ik heb mij nimmer naar die uithoek begeven, maar ik moet wel naar Hoek van Holland. De Rotterdammers zouden het vervoer naar de Hoek wel even overnemen. Je past de sporen en de stations wat aan en hup, daar raast de metro richting zee. Dat voor zoiets enige mate van zorgvuldige planning en voorbereiding vereist is, was de Rotterdammers ontgaan. De metro had allang moeten rijden, maar het wordt, als we geluk hebben, als het niet te veel regent en als het geen oorlog wordt, dit najaar. Ik moet straks vanaf Schiedam met een bus. Die doet er, als je geluk hebt, een half uur over. Naar dat veelgeroemde Rotterdam-The Hague Airport, dat in betere tijden vliegveld Zestienhoven heette, moet je ook al met een bus. Rotterdam en de vooruitgang, geen wonder dat het dit seizoen met Sparta noch met Feyenoord iets wordt, alle pretenties ten spijt.


Foto: zie link. 


dinsdag, maart 13, 2018

Bronzen Stier



Op de gedenkwaardige avond van maandag 12 maart 2018 behaalde FC Dordrecht de derde periodetitel in de Eerste Divisie, ook wel Jupiler League genoemd, of Biercompetitie, waardoor de club straks nacompetitie gaat spelen met kans op promotie naar de Eredivisie, maar eerst gooide iemand bij het aantreden van de teams een stuk vuurwerk, vanuit de verte te zien Bengaals vuur, op de grasmat. Ik weet niet of kunstgras kan branden, maar wie vanaf de tribune vuurwerk op een voetbalveld gooit is een puber of een imbeciel.

Een puber is, zolang er wordt gepuberd, een ontoerekeningsvatbaar wezen. Dat weet iedereen die in het middelbaar onderwijs werkt. Gelukkig gaat het bij normale mensen over. Een imbeciel is niet te redden. Iedereen moet het doen met waarmee de natuur hem of haar begenadigt. Als het te erg wordt gloort het gesticht, al laten we gekken tegenwoordig het liefst aan hun lot over, tierend op straat met een blikje goedkoop bier, zoals de zielepoot die enkele dagen geleden amok maakte in de Cornelis de Wittstraat, niet ver van een grote supermarkt waar ze dergelijke gevallen nog immer gewetenloos bedienen.

Dat FC Dordrecht de bronzen stier in de wacht sleepte is een godswonder. Niet alleen vanwege het defensieve spel, je vraagt je af waarom tegen een club als RKC, die er dit seizoen weinig van bakt en daarom op de plek in de ranglijst staat waar Dordrecht vorig jaar stond, maar ook omdat alle directe concurrenten dit weekeinde onverwacht verloren. 

Misschien heeft dat vuurwerk wel iets te maken met het moeizame spel van Dordt. Daardoor besef je tenslotte dat er minstens één halvegare bij de ingang slecht is gefouilleerd. De vreugde om de stier was groot, het leek wel of het gouden kalf was binnengesleept, maar of de nacompetitie tot enig positief resultaat gaat leiden met deze speelwijze? Misschien moet de trainer voor vuurwerk zorgen, in plaats van dat beklagenswaardige type op de tribune.

Foto: auteur


vrijdag, maart 09, 2018

Vrouwen



Omdat vrienden van mij op 21 maart niet ter stede zijn, heb ik een machtiging gehad om voor hen te stemmen. Dat geeft een aangenaam gevoel: eindelijk tel ik voor drie mee. Vader, zoon en heilige geest ineen. Wat kan democratie toch mooi zijn. Het legt natuurlijk wel enige verantwoordelijkheid op me, want bij de machtigingen zit een briefje op welke partij de stemmen moeten worden uitgebracht. Gelukkig is dat een partij met sympathieke ideeën en brave raadsleden, die in de afgelopen periode geen scheurmakers en weglopers in de gelederen had en van wie niemand zich schuldig heeft gemaakt aan beledigend geschetter in de sociale media. Een partij waarop ik misschien zelf ook wel stem, wie weet? U vertel ik dat natuurlijk niet.

Wat ik wel verklap is dat ik altijd op een vrouw stem, ook al zaten er in de afgelopen perioden enkele uitgesproken krengen in de raad. Ik ben nu eenmaal dol op vrouwen. Levensgevaarlijk om daar een dag na internationale vrouwendag voor uit te komen, maar ik kan er ook niets aan doen. Het is de schuld van Claire. Als een leuke vrouw de kroeg binnenkomt of langs het terras loopt waar we zitten, zegt ze: 'Moet je eens kijken wat mooi.' Claire houdt van mannen en vrouwen, iets wat een meerderheid van vrouwen schijnt te hebben. Claire stemt ook altijd op een vrouw. 'Wij zijn gewoon empathischer en verstandiger,' zegt ze. Ik denk aan die paar ruziemaaksters in de raad, maar ik wil Claire niet te vaak tegenspreken. Dan gaat ze haar haren weer verven.

Stel dat op dat briefje een partij had gestaan waarvan de ideeën mij met diepe walging vervullen of waarvan de kandidaten zonder uitzondering dommer zijn dan het achtereind van een varken. Zou ik mij dan aan die opdracht houden? Ik betwijfel dat ernstig. Nee, ik zou de kluit niet belazeren en mijn stem stiekem op een andere partij uitbrengen, maar ik zou in dat geval vragen iemand anders te machtigen, zo democratisch ben ik wel. Het is overigens een theoretisch probleem. Mijn vrienden kennen mij te goed om het onmogelijke te vragen, zelfs Claire is het daarmee eens.

Afbeelding: Théo van Rysselberghe - De Baadsters (ca. 1920). Mu.Zee, Oostende.

vrijdag, maart 02, 2018

Koude rillingen



Gisteren was ik te gast bij het radioprogramma Via Cultura, waar een paneldiscussie werd gehouden over het thema 'Erfgoed-bederfgoed.' De centrale vraag was hoe om te gaan met het Dordtse erfgoed en dat natuurlijk in het licht van allerlei proefballonnen en aangekondigde plannen inzake de historische binnenstad en de Spuiboulevard. De laatste is de bouwkundige misser van de afgelopen drie eeuwen, wat mij weer eens goed werd ingepeperd toen ik er over naar restaurant Post liep, vanwaar de uitzending was. Het was windkracht zeven, maar daar tel je op de Spuiboulevard, een windtunnel die zijn weerga niet kent, altijd drie strepen bij. Lekker met temperaturen onder het vriespunt.

Hoewel wij het niet in alles met elkaar eens waren, dat zou doodsaai zijn geweest voor de luisteraar en dan hadden ze het wel met één gast af gekund, hadden we gemeenschappelijk dat wij ons allemaal zeer betrokken voelen bij het wel en wee van Dordrecht en de aanpalende gemeenten, waarvan Dordt het culturele centrum is. Ik ga de discussie niet over doen, die is terug te luisteren via RTV-Dordt, als je de uitzending morgenochtend op Drechtstad FM (95.7), van acht tot tien uur, mist, maar na afloop bleef bij mij de prangende vraag hangen hoe het komt dat de Nederlandse architectuur, die in voorgaande eeuwen juweeltjes van schoonheid heeft voortgebracht, eigenlijk na de jaren dertig van de vorige eeuw nauwelijks meer iets tot stand heeft gebracht dat mij geen koude rillingen bezorgt.

Die koude rillingen zijn niet alleen het gevolg van de ontsierende hoogbouw en de breedte van de Spuiboulevard, maar een kwestie van persoonlijke smaak. Ik wil niet zo ver gaan als Geert van Istendael, die in zijn boek Mijn Nederland schrijft: 'Een doos van Tupperware is mooier dan een nieuw gebouw in Nederland,' tenslotte heb ik een beetje een zwak voor het pand waar vroeger het Zuiveringsschap in huisde, al was de villa van dokter Nooij, die eerder op die plaats stond, vele malen mooier. Toch kan ik een eind meegaan met Van Istendael. Ik gruw van de skyline (Is daar echt geen Nederlands woord voor, meneer Van Dale?) van Rotterdam en de gedachte dat het met Dordrecht die kant op zou kunnen gaan, maakt de koude rillingen extra ijzig.

Persoonlijke smaak is dus een deel van het antwoord en daarover valt niet te twisten. Je vindt het Tomadohuis niet om aan te zien of je vindt het een bouwkundig wonder, maar waar wel over valt te twisten is het gebrek aan historisch besef dat zo vaak in de Dordtse geschiedenis een rol heeft gespeeld en dat de historische binnenstad in verschillende perioden van de negentiende en twintigste eeuw onherstelbare schade heeft toegebracht. Een stad is altijd in verandering en dat is goed, maar een stad als Dordrecht is organisch gegroeid en daarin moet je wel vernieuwen en herstellen als dat nodig is, maar dan met enige prudentie en met gevoel voor het verleden. Door revolutionaire ingrepen, zoals het 'saneringsplan' uit de vorige eeuw, verliest zo'n stad niet alleen aan karakter, maar raakt ook de menselijke maat zoek. 

In dagblad Trouw van 1 maart staat een stuk van Willem Pekelder, die de schoonheid en schilderachtigheid van Dordrecht bezingt. U moet dat maar eens lezen. Het is een ware ode aan Dordrecht, de stad die nog veel mooier zou zijn geweest, als we er met meer historisch besef mee waren omgegaan. Wat we nu hebben is zilver, en laten we dat koesteren en goed gepoetst houden, maar het goud hebben we helaas uit handen gegeven.

Foto: auteur