Lieve Stella,
Afgelopen donderdag is mijn nieuwe boek, Dijkbewaking, uitgekomen. Een volgend deel in de serie literaire dagboeken. Het gaat over de jaren 1980-83. Niet de prettigste jaren uit mijn leven, al heb ik in 1982 wel die mooie reis naar Suriname gemaakt, waarover ik jou regelmatig vertelde. De presentatie was in Visser. Mario Molegraaf, die zelf net in de schijnwerpers staat vanwege zijn vertaling van Mein Kampf, was zo aardig het eerste exemplaar in ontvangst te willen nemen. Ik had hem gevraagd vanwege mijn grote waardering voor hem als bezorger van Hans Warrens dagboeken en zijn Kavafisvertalingen, maar zeker ook omdat wij beiden een band hebben met Visser. Mario kwam er als kind bij zijn oom Kees van Dijk, de toenmalige uitbater. Ik kom er al vanaf mijn vijftiende, zij het in het begin wat minder regelmatig dan nu. Hoewel, ik herinner mij 1968, het jaar dat Gerrit de Wolf en ik ons mulo-diploma haalden. Na het eindexamen zaten we die zomer bijna dagelijks bij Visser, maar toen hield ik nog geen dagboek bij. Jammer eigenlijk, want ik had graag eens teruggelezen wat ik zou hebben geschreven over de vrijpartijen met mijn eerste meisje. Niet dat die zo onconventioneel waren, maar het was een spannende tijd van ontdekken en experimenteren.
Mario hield een mooie toespraak, een mengeling van persoonlijke herinneringen en waardering voor het boek, dat hij grondig had gelezen. Ik had hem een tijdje geleden een kopie van het manuscript gestuurd. Ik heb daarna een paar fragmenten voorgelezen, die sloegen op de drie lijnen in het boek: de perikelen in het onderwijs, waar toen de fusies begonnen die tot zoveel narigheid hebben geleid, de reizen die ik maakte en mijn relatie met Marion. Na afloop veel boeken moeten signeren, wat tot grote tevredenheid leidde bij uitgever Henk Verweerd. Normaliter ga je na zo'n presentatie lekker aan de drank, maar dit keer moest ik mij inhouden, omdat ik later op de avond als medepresentator moest invallen bij het radioprogramma Via Cultura. Er was iemand ziek geworden en misschien kwam dat wel goed uit, want het behoedde mij de volgende ochtend voor 'vermoeid' wakker worden.
Het boek ziet er goed uit. Henk Van Troyen heeft een fraai omslag ontworpen, maar de letter van het binnenwerk is me net iets te groot. Mijn eigen schuld, want ik heb er bij het corrigeren van de drukproeven niets over gezegd. Bij proza is een iets te grote letter niet zo heel erg. Bij poëzie wel. Dan staat het al snel amateuristisch. Wat de inhoud betreft is het beter geworden dan ik aanvankelijk dacht. De oorspronkelijke aantekeningen zijn niet altijd gelukkig geformuleerd. Ik schrijf nu veel vlotter en beter. Ik moest veel herschrijven om een leesbaar boek te krijgen. Qua stijl, maar ook om er een lijn in te krijgen. Het is wel een dagboek, maar het moest geen grabbelton worden.
Grabbeltonnen, bestaan die nog? Tijdens ons familieweekeinde, het derde weekeinde van augustus, bezochten we Den Oever. Op de fiets, uiteraard, dat weekeinde staat altijd in het teken van de fiets. In Den Oever werden de havendagen gehouden en daarom was er kermis. Daar zag ik wel een moderne versie van een grabbelton. Zo'n glazen bak waar je geld in gooit om dan met een soort grijper een of ander prul op te vissen (als je handig genoeg bent), maar zo'n ouderwetse ton, met zaagsel waarin een flauwe verrassing, kreeg ik niet in beeld. Het stormde en er dreigden steeds buien, maar tijdens de enige keer dat het echt even regende zaten wij aan de haven in een restaurant een visje te eten. Ik moest, tegen de storm op fietsend, denken aan de titel van een dichtbundel van C. Buddingh': De wind houdt het droog.
We verbleven op het voormalige waddeneiland Wieringen, in een prachtige accommodatie die de Wierschuur heette. Dat werd bij ons natuurlijk de Wietschuur. Ruim, sfeervol, van alle gemakken voorzien (open keuken waar je voor een groot gezelschap kon koken, toilet en douche bij iedere kamer, lekker privé) en dat alles tegen een schappelijke prijs. Ideaal voor een paar dagen, maar daarna moet je weer snel naar de stad, want op wandelen en fietsen na is er weinig te doen. Die havendagen waren mooi meegenomen, maar niet echt spectaculair, en om een uur of twaalf zat er bij sommige bewoners al zoveel drank in het systeem dat je het matten 's avonds al vroeg aan voelde komen. Hippolytushoef ziet er brandschoon en zeer aangeharkt uit, maar van de fameuze kroegen die daar vroeger kennelijk waren, zijn er nog maar drie over en die waren gesloten. Logisch, want we fietsten er op zondagmorgen doorheen.
We waren met een relatief klein gezelschap want 'Londen' was verhinderd en de jongere generatie was voor een deel bij het vriendje of vriendinnetje. Neemt niet weg dat het goed was om weer een paar dagen onder elkaar te zijn en de familiebanden aan te halen. Volgend jaar zijn de vriendjes en vriendinnetjes ook welkom.
Wieringen, waar eind jaren twintig van de vorige eeuw de Wieringermeerpolder aan vast werd geplakt, is het thuisland van de schrijver Gerbrand Bakker, maar daar was niet veel van te merken. Een tijdje geleden las ik Jasper en zijn knecht, verschenen in Privé Domein. Een interessant dagboek over zijn leven in de Eiffel, waar hij ergens een huis met een tuin heeft, waarin hij lustig hoveniert. Jasper was zijn, inmiddels overleden, ietwat prettig gestoorde hond.
Na drie maanden heeft de hovenier eindelijk de rekening gestuurd voor het opknappen van de tuin. Een tot in details gespecificeerde nota, getypt op een klassieke schrijfmachine, waardoor ik nu eindelijk weet wat er allemaal groeit en bloeit. Zo'n wat ouderwetse rekening maakt een aangenaam degelijke indruk. Misschien haal ik mijn oude Royal ook nog eens tevoorschijn. Dat het uiteindelijke bedrag tweehonderd euro meevalt is een prettige bijkomstigheid waarvan ik een broek, een overhemd en een paar schoenen heb gekocht.
Voor die schoenen ben ik naar Van Driel op de Voorstraat gegaan. Een zaak waar niet alleen kwaliteit wordt verkocht, maar waar je ook deskundig wordt geholpen. Dat is nodig vanwege de aanhoudende achillespeesontsteking die ik heb opgelopen door de verkeerde schoenen te kopen bij zo'n dozenschuiver waar je het allemaal zelf maar moet uitzoeken. Koopjesjagen wreekt zich altijd. Ik ben uitstekend geslaagd en kon gisteren, toen ik naar Kraantje Lek moest, het hele stuk vanaf station Overveen tot de Duinlustweg bijna pijnloos lopen.
Je begrijpt dat ik naar Kraantje Lek ging voor een bijeenkomst van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship. De mensen van het Dickenstheater uit Laren gaven een lezing over Dickens en de tijd van de pre-cinema, ofwel het tijdstip van de toverlantaren. Boeiend om te horen (en te zien) wat voor slimme, technische foefjes al werden gebruikt om bewegende beelden te vertonen. Ook interessant om over de geschiedenis van de toverlantaren te vernemen. Christiaan Huijgens was de eerste die een laterna magica van geslepen lenzen voorzag. Dickens blijkt ook voorstellingen met de toverlantaren te hebben gegeven. Jammer dat de tijdmachine nog niet bestaat, ik had daar graag eens bij willen zijn.
Ik ben gebleven voor het diner, zoals wij dat meestal ook deden als we samen gingen. Ik had, net als met het kerstdiner, voor vegetarisch moeten opteren, want er wordt bijna altijd biefstuk geserveerd en dat vind ik toch meer iets voor Neanderthalers. Dit keer werd het ding mij bijna fataal, want er bleef een stukje in mijn keel steken. Ik kreeg geen lucht meer, maar gelukkig kwam er een kokhalsreactie waardoor het er tijdig uitschoot. Het was even schrikken en natuurlijk zit je voor schandaal. Volgende keer vis, als die er is, of anders vegetarisch. Je kunt rustig vegetarisch eten als je geen vegetariër bent, want er wordt nooit naar het lidmaatschap gevraagd.
Van de weeromstuit heb ik meer water dan wijn gedronken. Daardoor ben ik in de trein terug niet in slaap gevallen, maar heb ik lekker zitten lezen in de biografie van Jane Austen door Claire Tomalin. Dat maakte veel goed.
In gedachten, altijd,
Kees
Dordrecht, 16 september 2018
Foto: auteur