De discussie over de bezwaren voor en tegen een canon van de Nederlandse geschiedenis is indertijd uitgebreid gevoerd, waarbij onder meer werd gewezen op het gevaar dat aan zo'n canon een soort bevestiging van 'de Nederlandse identiteit' zou kunnen worden gekoppeld. Een identiteit die immers niet bestaat, al geloven populistische kringen van wel. Hij zou ook tot uitsluiting kunnen leiden van nieuwkomers in de samenleving of kunnen worden misbruikt voor een vorm van assimilatie. De canon is er gekomen, als richtlijn voor het onderwijs, en is inmiddels herzien, wat weer tot behoorlijk wat discussie heeft geleid. Dat is op zich prima. Niet voor niets stelt de (in Dordt geboren) historicus Pieter Geyl dat geschiedenis 'een discussie zonder einde is'.
Ik ga de discussie over de wenselijkheid van een canon niet overdoen, het ding is er nu eenmaal, al zie ik niet goed in hoe al die vijftig vensters op het verleden in het onderwijs voldoende aan bod kunnen komen, want het geschiedenisonderwijs in Nederland wordt, zeker op scholen (zoals een prominente in onze stad) waarvan de 'managers' alleen de portemonnee van enig belang vinden, in de praktijk maar matig bedeeld. Hoe kun je het als zichzelf respecterende school in je hoofd halen om geschiedenis, waarvan iedere politicus roept dat het zo'n belangrijk vak is, nog maar één uurtje per week in de onderbouw aan te bieden? In het basisonderwijs zit geschiedenis vaak ingebakken in de merkwaardige combinatie 'wereldoriëntatie', waardoor er helemaal weinig van terecht komt. Mijn vroegere ervaringen als stagebegeleider van geschiedenisstudenten aan verschillende tweedegraads lerarenopleidingen stemmen mij niet optimistisch. Daar kun je met recht spreken van een dramatische, vakinhoudelijke verwaarlozing, tenzij er in de afgelopen jaren een wonderbaarlijke koerswijziging heeft plaatsgevonden. Ik heb er nog niet over gehoord, maar ik dwaal af, terug naar de canon.
Een positief punt is dat het opstellen van een canon dwingt tot nadenken over de geschiedenis, tot een discussie over wat er wel of niet in moet, wat uiteraard afhangt van de vragen die je aan de geschiedenis stelt. We weten dat iedere tijd zo zijn eigen vragen aan het verleden heeft, dat is ook een reden om zo'n canon van tijd tot tijd nog eens goed onder de loep te nemen. Dat geldt dus ook voor een Dordtse canon, waarover al jaren wordt gesproken, maar die er tot nu toe niet is gekomen. Het Historisch Informatiepunt Augustijnenhof gaat een voorstel voor een Dordtse canon doen en ik ben zeer benieuwd hoe dat er uit gaat zien. Ik heb wel enige gedachten over wat er in de Dordtse vensters zou moeten en ik ben benieuwd of het komende voorstel enigszins overeenkomt met mijn opvattingen als historicus.
De uiteindelijke canon moet wel een zaak blijven van experts op het gebied van de Dordtse geschiedenis. Wat dat betreft ben ik blij met het initiatief van het Augustijnenhof. Bij dit soort projecten liggen provincialisme, lokaal chauvinisme en legendevorming namelijk altijd op de loer. De lokale politiek moet zich er daarom vooral niet mee bemoeien, evenmin als Dordrecht Marketing en aanverwante propagandaclubs, want met borstklopperij en mooie sprookjes is een Dordtse canon niet gediend. Ik verheug me op de komende discussie en hoop daar een nuttige bijdrage aan te kunnen leveren.
Foto: auteur