vrijdag, november 30, 2012

De duivel


Ik ben even van Radio 1 overgegaan op Radio 4. Vooral omdat ik beroerd word van het primaat van de economie. De hele dag al gonzen banken, beurzen en met geldelijke ondergang bedreigde landen door de kamer. Ik word er horendol van. 'Bezuinigen' lijkt mijn leven lang het meest gebruikte woord, al heette het in de jaren vijftig nog bestedingsbeperking. In de ogen van sommige onwetende politici zonder geschiedenis in hun eindexamenpakket, waren de mensen toen zonder uitzondering arm maar gelukkig. Arm waren we zeker. Als mijn ouders van huis waren hing er een touwtje uit de brievenbus, zodat je ongehinderd de woning kon betreden. Niemand die geïnteresseerd was in het ontvreemden van het kastje van de radiodistributie, ongeveer het enige van waarde in huis. Later, toen de welvaart steeg en wij tenslotte ook aan de televisie gingen, verdween het touwtje.

Mijn vader had in die tijd twee Duitse bijbels in kwartoformaat, gedrukt in gotische letters, die een zekere waarde vertegenwoordigden, maar het zou geen ramp zijn geweest als zij waren gestolen. Niemand die er in kon lezen, behalve mijn vader zelf. Ik heb hem dat nooit zien doen. Ik heb geen idee waar ze zijn gebleven. Misschien heeft een engel met een vlammend zwaard ze ooit opgeëist uit naam van de auteur, die zich schaamde voor de vele wreedheden die er in voorkomen. Mijn vader bezat ook de verzamelde werken van Schiller en Goethe, vervat in een serie kloeke banden. Toen hij door toedoen van twee Chinezen werkeloos raakte, werden mijn ouders zo arm en gelukkig dat hij die banden uit pure vreugde te gelde maakte. Hij kreeg er drie gulden vijftig voor, meen ik. Mijn vader rookte sigaretten van het merk Laurens no. 10. Mooie, gele pakjes, die nog geen gulden kostten. Later, toen hij eindelijk financiële zekerheid had als onderbetaald burgerambtenaar bij het korps rijkspolitie, had hij spijt van die verkoop, maar het zou nog een tijdje duren voor hij het roken opgaf.

Meneer Wing en meneer Wang hadden een fabriekje van door brommermotoren aangedreven driewielers. Een soort bakfietsen, die bekend stonden als 'ijzeren honden.' Mijn vader werkte er als boekhouder. Daarom merkte hij het als eerste toen meneer Wing en meneer Wang tijdens een zakenreis de bankrekening leeg haalden om daarna onder te gaan in de massa's van het verre Azië. De beurs die vandaag langskwam was die van Shanghai. Daar bleken de koersen gezakt, wat aanleiding was voor allerlei zorgelijk gezanik. Ik heb niets met de beurs van Shanghai, noch met China, waar de voorheen Maoïstische, ook al arme en dus gelukkige arbeiders, tegenwoordig zuchten onder een pre-Dickensiaans kapitalisme. Chinese poëzie, daar heb ik wel wat mee, maar die is niet beursgenoteerd. Ik heb weleens vernomen dat de Chinezen naar hartelust hun straten bespugen, maar hun eeuwenoude cultuur verdient ontzag. Voor zover de Chinese hang naar het vroeg negentiende-eeuwse kapitalisme er iets van heeft overgelaten. Ik hoef er niet heen. Een land met een muur er omheen en met nog meer uitgevoerde doodvonnissen dan de Verenigde Staten.

Ik luister naar een vioolconcert en denk aan Schiller en Goethe. Deze week gaf ik twee keer commentaar op Radio 1 op de situatie in Griekenland. En ja, economie en bezuinigen voerden de boventoon. Ik moet ook denken aan die andere grote Duitser, Friedrich Nietzsche. Hij zei: 'Jede Konsequenz führt zum Teufel,' of iets van gelijke strekking. De duivel stel ik mij voor als commissaris van een hedgefund. De volgende keer dat de NOS belt zal ik vragen om een honorarium in de vorm van enkele dichtbundels.

©Kees Klok


dinsdag, november 27, 2012

Kunstbroeder


Ik lees het gedicht Callantsoog van Jan Eijkelboom. Het staat in zijn bundel Het lied van de krekel. 'Voor kunstbroeder Klok,' schrijft hij op 17 augustus 1996 in mijn exemplaar. Morgen presenteert De Arbeiderspers zijn Verzamelde gedichten. In het Dordrechts Museum, waar het voor Jan zo'n beetje begon, die laat ingezette tocht door de poëzie, die zoveel mooie gedichten heeft opgeleverd. Callantsoog werd door Stella vertaald in het Grieks en in Athene gepubliceerd in het tijdschrift Το Δέντρο (De boom). Soms vroeg ze mij raad, zoals ik bij haar te rade ging voor mijn vertalingen uit het Engels. Over:

Zij waren even oud als ik nu ben, een halve
leeftijd later. Hoe hebben zij hun ouderdom
verdragen, hoe zijn ze heengegaan?
Ik vraag dit pas nu ik dit schrijf.

Nauwelijks een kwart leeftijd later. De dichter en zijn vertaalster leven alleen nog voort in hun werk. De fietstocht door Callantsoog zal niet eindigen zolang nog één exemplaar van het gedicht bestaat. Bijna heeft de dichter de tijd verslagen:

In feite zitten zij nog net zo om die tafel
in dat doorzichtige huis, zo blijvend
buiten bereik.

In dat 'buiten bereik' schuilt de tragiek, of zo u wilt het venijn. Het is een onaanraakbare werkelijkheid geworden. De realiteit van een poppenhuis. Ik hoor nog iedere dag de stem van Stella en die van Jan, maar het is een geluid dat blijvend buiten bereik is. Museale stemmen die in een andere werkelijkheid herinneringen levend houden.

Op 17 augustus 1996 was het on-Hollands zomerweer. Stella en ik waren net terug uit Griekenland. Waar in Dordrecht de presentatie van Het lied van de krekel plaatsvond, weet ik niet meer. In ieder geval niet in het museum. Wat schrijven betreft was het voor mij een periode van teleurstellingen. Redacties van literaire tijdschriften die mijn inzendingen soms afwezen, maar meestal helemaal niet reageerden. Martin Ros, die meende dat er voor mij geen plaats was in het fonds van De Arbeiderspers, 'want we geven de voorkeur aan eigen auteurs.' De bijna twintig gedichten die ik in Maatstaf publiceerde maakten mij nog niet tot 'eigen auteur,' maar Jan schreef voor in zijn bundel 'voor kunstbroeder Klok.' Dat was tenminste iets.

©Kees Klok


zondag, november 25, 2012

ASPOÚS *


Ik kijk over de baai waar vanuit volgens de overlevering Achilles is vertrokken naar de strijd om Troje. Ik lees over een andere strijd, die om Berlijn in 1945. De aanstormende Russen bombardeerden de vijand, maar ook veelvuldig zichzelf. Ik denk aan soldaat Pereverzev, die op de dag van de overwinning aan zijn verwondingen overleed. Stalin zal er niet van wakker hebben gelegen. Stalin, de pokdalige gluiperd van wie ik drie handdrukken verwijderd ben. De Russische propaganda maakte van Berlijn het grootste wapenfeit uit de geschiedenis van het Rode Leger, zoals Homerus de strijd om Troje opblies tot mythische proporties.

Niet bekend is of soldaat Pereverzev gewond raakte door eigen of vijandelijk vuur. We weten evenmin of hij zijn opmars, zoals veel collega's, luister bijzette door het ongediscrimineerd verkrachten van Duitse vrouwen en meisjes. Van Achilles weten we precies hoe hij aan zijn einde kwam. Voor wie het gelooft.

De zon werpt avondschaduwen over de tuinen. Het is windstil geworden. Het zou bijna sereen zijn als er niet telkens een motor of brommer kwam langs razen met een defecte knalpijp. Ik ben in een land waar nog een communistische partij is die in Stalin gelooft, maar de baai ruist, zoals in de tijd van Achilles.


©Kees Klok

* Nominatie A.L. Snijders Publieksprijs 2012.





donderdag, november 22, 2012

Zuur


Ik fiets naar het stadskantoor, want mijn ID-kaart is bijna verlopen. Ik heb een afspraak, dus ik hoef nauwelijks te wachten tot ik word geholpen door een vriendelijke ambtenaar. Wij Dordtenaren klagen graag. Er moet wat in de bodem van ons eiland zitten, iets zuurs, dat van tijd tot tijd opborrelt. Wij ademen dat in en iets ervan blijft in ons hangen. De gemeente is een dankbaar onderwerp om over te klagen, want in zo'n grote organisatie gaat altijd wel iets fout. Je kunt ook niet in alles je zin krijgen en dan is het prettig om in de vorm van de gemeente een kop van Jut bij de hand te hebben. Soms worden er ook minder snuggere beslissingen genomen, waarvan de negatieve gevolgen voorspelbaar zijn. Het gedoe rond de coffeeshops bijvoorbeeld. Ga je aan de verkoop daar allerlei beperkingen stellen, dan verplaatst de handel zich naar de straat. Je hoeft geen doctorandus in de hogere wiskunde te zijn om dat te kunnen voorzien.

Ambtenaren vormen de bestuurlijke ruggengraat van de gemeente. Dordrecht staat al decennia lang te boek als bestuurlijk niet sterk, maar aan de ambtenaren in de stadswinkel zal dat niet liggen. Ik word er altijd correct, voorkomend en vriendelijk behandeld. Ook vandaag. Daarom verberg ik mijn ergernis over de vingerafdrukken die moeten worden gemaakt. Het afdwingen van vingerafdrukken om een ID-kaart te verkrijgen is een methode die hoort bij een politiestaat, niet bij een vrijheidlievende democratie. Het is landelijk beleid, de aardige jongeman aan de andere kant van de balie kan er ook niets aan doen, daarom leg ik braaf mijn vingers op een minuscuul glazen doosje om de afdrukken te laten scannen. Wordt dat glaasje wel steeds schoongemaakt, vraag ik mij af. Anders moet het toch vol zitten met vingerafdrukken van eerdere aanvragers? Ik heb geen idee, maar die gedachte stelt enigszins gerust. Enigszins.

Als ik het zenuwcentrum van de gemeente verlaat, schijnt de zon. Dan ziet Dordrecht er ineens een stuk aantrekkelijker uit. Zoals een glimlach de zuurgraad van de mens drastisch verlaagt. Ik raak in een goede stemming, tot ik op de Transvaalstraat stuit op een wegafsluiting. Er moet alweer gegraven, of in dit geval geboord worden. Net nu we dachten voor lange tijd te zijn verlost van alle ellende en overlast door de werkzaamheden rond het station. Het zal wel een noodzakelijk kwaad zijn, maar ik merk dat er weer iets zuurs begint op te borrelen.

©Kees Klok


maandag, november 19, 2012

Zonder de waan van de dag


Ik zit op het balkon van het Schrijfhuis, want de herfst heeft het nog steeds niet helemaal gewonnen van de zomer. Het is 6 november. Op 7 november 2009 was ik hoog in het Pindosgebergte, bij een nichtje. Er waren lokale verkiezingen en hoewel nichtje en haar man hun hele leven al in Thessaloniki wonen, stemmen ze in het dorp van haar vader. Die dag was het, hoog in de bergen dus, nog twintig graden. Er wordt algemeen gestaakt. Voor de zoveelste keer, maar ik merk er weinig van. Op de school in de straat wordt gewoon lesgegeven, nu en dan komt er toch een bus aan de halte en ik zie zelfs een enkele taxi. Taxichauffeurs staan meestal vooraan als het om staken gaat.

Op 7 november 2009 won de Pasok de verkiezingen. De economische crisis was maar net aan de horizon verschenen. 'Eiparchei chrima,' er is geld, riep partijleider Georgos Papandreou. Hij bleek zich ernstig te vergissen. Zojuist heb ik op Radio 1 aan de strenge journalist Sven Kockelmann uitgelegd waarom de Griekse ziekenfondsen zonder geld zitten en ook dat wie geen werk heeft, en daarom niet is verzekerd, het risico loopt bij ernstige ziekte door een gebrek aan pecunia dood te gaan. Tenzij familie of vrienden financieel kunnen bijspringen. 'Eiparchei chrima,' het klonk geruststellend.

Ik merk pas iets van de staking als de ambtenaren van het elektriciteitsbedrijf hun dreigement uitvoeren om de stroom te onderbreken. Daarvoor heb ik kaarsen in huis en een primus om het visje te bakken dat nog in de diepvries ligt. Of het zover komt moet blijken. De beambten van het elektriek hebben vaak een vrouw thuis die elektrisch kookt, die een visje in de diepvries heeft en een stel pubers die altijd en overal op Facebook willen. Een verloren generatie, zo wordt gevreesd, die niet anders doet dan continue de toetsen van de mobiele telefoon of de iPad bespelen. In Nederland heb je ook zulke pubers. Soms zitten ze al knopjes drukkend op de fiets en als ze dan tegen iemand aanrijden, heeft die iemand het gedaan.

Wie wel staken en al bijna een week, zijn de journalisten van de staatsomroep. Zij zijn nogal bedreven in het onder de pet houden van allerlei zaken die hun broodheren liever niet in de media zien, maar een enkele keer springt iemand uit de band. Twee zelfs, dit keer, van het actualiteitenprogramma dat in de ochtend door NET, het Griekse Nederland 2, wordt uitgezonden. Zij stelden het geweld bij de politie en beschuldigingen van martelpraktijken door deze beschermers van democratie en mensenrechten aan de orde. Dat betekende ontslag op staande voet. Daar wordt nu tegen gestaakt en dat lijkt redelijk, maar ondertussen blijft het land verstoken van nieuws. Gecensureerd nieuws, maar toch nieuws. Als nieuwsbron blijven de commerciële stations over, maar daar loopt men geheel aan de leiband van de zakelijke belangen van de eigenaar(s). Ik kijk er zelden naar. Meestal bestaat zo'n actualiteitenprogramma uit een vier- of zestal venstertjes in het beeldscherm, van waaruit een aantal mensen elkaar beschreeuwt, zonder veel naar elkaar te luisteren. Ik laat het zonnescherm verder neer en bedenk hoe rustgevend de wereld is zonder de waan van de dag.

©Kees Klok


zaterdag, november 17, 2012

God bless America!


Onder het eten lees ik in de nieuwe Maarten een artikel van Max Westerman, dat mij verdere eetlust ontneemt. 'De machtige arm van de gevangenislobby' heet het. Het gaat over een jonge vrouw, Lisa Connelly, die in Californië een levenslange gevangenisstraf uitzit. Haar misdrijf: het bezit van vijf amfetaminepillen, zonder dat zij daar een recept voor had. In Californië zitten ook mensen levenslang vast voor het stelen van een broek, een potje babyvoedsel en een paar batterijen. Dat kan in Californië. Als je je derde misdrijf pleegt, ga je automatisch levenslang achter de tralies. Na vijfentwintig jaar mag je dan om voorwaardelijke vrijlating verzoeken. Wat had Lisa Connelly eerder misdaan? Als jong meisje op de uitkijk gestaan terwijl haar vriendje inbrak in twee huizen. Dat telde voor twee misdrijven. Je zou maar een domme, smoorverliefde puber zijn met het verkeerde vriendje. Je zou maar in een achterlijke staat als Californië wonen, met een rechtssysteem waar Fred Teeven misschien zijn vingers bij aflikt, maar dat met menselijkheid en recht helemaal niets meer heeft te maken.

Er staan nog meer gruwelijkheden in het stuk. U moet het beslist lezen. 'In mijn boek In alle staten (2007) schreef ik dat ik een haat-liefdeverhouding heb met Amerika,' noteert Westerman. Ik heb die ook en daar heb ik ook weleens over geschreven, maar langzamerhand vrees ik dat mijn verhouding uit balans raakt en dat de haatfactor groeiende is. Dat komt niet alleen door de aanfluiting die de godvrezende Amerikanen van hun rechtspraak hebben gemaakt, of de stompzinnige wijze waarop zij buitenlandse politiek bedrijven. Wat de balans dreigt te doen doorslaan, is de ongelofelijke hypocrisie waarvan hun samenleving is doordesemd. Je mag een meisje dat een paar amfetaminepillen op zak heeft levenslang opsluiten. Je mag Afghaanse kinderen bombarderen. Je mag de opstand in Libië steunen en tegelijkertijd doen alsof er in Bahrein niets aan de hand is. Je mag op grote schaal de doodstraf ten uitvoer brengen en gevangenen laten martelen in Egyptische gevangenissen, of het zelf doen in Guantanamo Bay. Je mag de grootste porno-exporteur ter wereld zijn (hoe toevallig dat dat product op grote schaal in Californië wordt vervaardigd), maar wee je gebeente als je als chef van de CIA met je biografe naar bed gaat. Dan pas staat het land echt op zijn kop. Of als je je als president laat pijpen door een leuke stagiaire. Nee, verstandige daden zijn dat niet als je getrouwd bent en dat zo'n echtgenote dan bezwaar maakt kan ik begrijpen, maar waar bemoeien al die anderen zich in godsnaam mee?

Ik heb met veel plezier, met een Amerikaanse beurs, in Minneapolis gestudeerd. Ik heb daar veel hartelijke en gastvrije Amerikanen ontmoet en ik kwam er mijn grote liefde tegen. Voor dat alles begin ik mij langzamerhand te schamen.

©Kees Klok


woensdag, november 14, 2012

Onbeschofte boerenlul


Na zonsondergang werd het te fris om buiten te zitten in het park, bij Xarchákos, maar Loxias vond ik nog gesloten. Ik weet wel dat die op zondag pas om acht uur 's avonds open gaat, maar je kunt er weinig peil op trekken, soms zijn ze gewoon de hele zondag open. Nu staarde het rolluik mij vijandig aan en ben ik doorgelopen naar het Varken. Ik ben de enige klant. Of dat door de crisis komt of doordat PAOK voetbalt en hier geen televisiescherm is, weet ik niet, maar van tijd tot tijd houd ik wel van een rustig café, waar ik ongestoord kan lezen of schrijven. Het meisje dat er al jaren bedient en waarvan ik de naam steeds vergeet, vraagt mij, als ze de koffie brengt, of ik een asbak wil. Ik antwoord dat ik graag een asbak wil en steek een pijp op.

Na de koffie bestel ik een half litertje rode wijn. Die is van Aidarini uit Goumenissa, een oud-leerling van Stella. Dat heeft het Varken zelf mij onlangs verteld. Een mooie, volle wijn voor maar een handvol euro's. Ik begrijp niet waarom ik zo zelden wijnen uit Griekenland in de Nederlandse schappen zie. In het buitenland doen Grieken het vaak goed in het zakenleven, daarvan heb ik verschillende, sprekende voorbeelden in mijn familiekring, maar zodra ze opereren binnen de grenzen van hun eigen land lijkt een verstikkende deken van inefficiëntie en bureaucratie menig initiatief te smoren.

Ik schrijf weleens over Griekenland. Op mijn weblog, in een tijdschrift of in een krant. Dat laatste niet vaak, want als een redactie een stuk over Griekenland en keer 'actueel' vindt, dan willen ze erin knoeien zonder overleg. De redactie maakt uit, de schrijver heeft het nakijken. In zo'n geval maak ik ruzie. Ooit voegde een bureauredacteur van Spiegel Historiael zonder overleg een zin toe aan een stuk van mij. Hij zette er een Griekse koning in die voor het artikel geheel irrelevant was, omdat hij in een andere tijd leefde. Ik vind zo'n redacteur een onbeschofte boerenlul. Dat zette ik niet in de brief waarin ik bij de hoofdredacteur bezwaar maakte. Die stuurde een lacherig antwoord in de trant van 'jongen maak je niet zo druk.' Voor zo'n tijdschrift schrijf je niet meer zolang een dergelijk stel aan het roer staat. Als ik het over Griekenland heb, voel ik mij weleens een roepende in de woestijn. Veel Nederlanders wentelen zich nog in de modder van vooroordelen en halve waarheden die een deel van de media, de Telegraaf voorop (altijd voorop als het om leugens en halve waarheden gaat) rondtettert. Er valt niet overheen te schreeuwen, ze blijven de onzin geloven.

Ik kijk naar het meisje dat bedient, dat hier dagelijks tien uur per dag rondloopt voor misschien twintig euro. Daar moeten haar huur en de paniekbelastingen nog vanaf. Daarom gaat ze na die tien uur werken in een nachtcafé. Soms maakt een 'facebookvriend' zo'n stompzinnige Hollandse grap over de Grieken ('Dertig miljard naar Griekenland en mijn grootmoeder naar de voedselbank.'). Zo iemand gooi ik onmiddellijk uit mijn bestand. Al was het alleen al voor dat meisje.

©Kees Klok


dinsdag, november 13, 2012

Hoop


In het park van Chanth loopt een mevrouw die ballonnen verkoopt. Er drijft een wolk kleurrijke stripfiguren boven haar hoofd. Als ik een kind had, zou ik die bos kopen en dan zouden we samen die wezens een voor een de lucht in sturen. Behalve degenen die ze wil houden, natuurlijk. Als ik een kind had, zou het een dochter zijn, maar ik heb geen kind, alleen een vrouw. Die vrouw is bijna vijf jaar geleden overleden aan een vreselijke ziekte, maar de band blijft. Niks van 'tot de dood ons scheidt.' De dood verwijdert, schept afstand, dat kan niet anders, maar de band blijft. Ik praat iedere dag met haar. Als ik 's morgens wakker word, bedenk ik dat ze mij in een droom heeft geantwoord. Ik weet dat ik het bedenk, maar ik voel mij senang bij enig zelfbedrog.

Het is al de tweede week van november, maar we zitten nog buiten, bij het paviljoen van meneer Xarchákos, voor mijn zondagse ouzaki. De ballonnenmevrouw vraagt aan het buffet om plakband. Het wordt glimlachend voor haar gehaald. Ze heeft geen goede dag, want er zijn nauwelijks kinderen. Zou die mevrouw weten dat het vandaag wapenstilstandsdag is en dat er vierennegentig jaar geleden een officieus einde aan de Eerste Wereldoorlog kwam? Het zou kunnen. Mijn Albanese werkster is chemisch ingenieur en weet van sommige dingen heel wat meer dan ik.


Aan het einde van de Eerste Wereldoorlog werd de verliezer, Duitsland, op een ongekende manier vernederd. Dat was vooral het drijven van de Fransen. Duitsland moest worden gestraft voor de beschamende nederlaag van Napoleon III en het verlies van Elzas-Lotharingen in 1870. Elzas-Lotharingen behoorde historisch gezien tot het Heilige Roomse Rijk en niet tot Frankrijk, maar daar hadden de Fransen geen boodschap aan. In het vernederde Duitsland kreeg de nazi-partij van Adolf Hitler op een gegeven ogenblik alle kans om te groeien, vooral na de crisis van 1929, en om uiteindelijk de macht te grijpen. Om allerlei op zich niet onbegrijpelijke redenen keek Europa tot 1939 de andere kant op terwijl Hitler begon met het uitvoeren van zijn onheilsprogramma. We hebben dat in de Tweede Wereldoorlog geweten.

Nu kijkt Europa de andere kant op, terwijl nazi's de straten van Athene terroriseren. Ze hebben het gemunt op immigranten, politieke tegenstanders, homoseksuelen en gehandicapten. Ach, denkt men misschien, zo'n in verval geraakt land in die uithoek van de EU, met nog geen tien miljoen inwoners, daardoor zal de Derde Wereldoorlog toch niet uitbreken? Wellicht is dat zo, maar ondertussen zijn de spanningen hoog opgelopen, vanwege de vooral door Europa veroorzaakte maatschappelijke implosie.

Ik pendel op en neer tussen Nederland en Griekenland, het land waar mijn vrouw werd geboren en ligt begraven. Ook de band met Griekenland is blijven bestaan. Toch zal er een ogenblik komen, dat het bloemen leggen op Stella's graf voorbij is. In Griekenland zijn nauwelijks voorzieningen voor invaliden en oude van dagen die slecht ter been zijn. Hun lot interesseert de mensen ogenschijnlijk niets. De door de EU voorgeschreven paden voor blinden en rolstoelopgangen naar trottoirs zijn, althans in Thessaloniki, braaf aangelegd, worden nooit onderhouden en kunnen niet worden gebruikt, want er staan auto's en motoren op geparkeerd, daar zijn ze voor en voor niets anders, en als die er niet op staan zijn de stoepen zo ongelijk, met op- en afstapjes of kuilen en gaten, dat ze voor een blinde of slechtlopende levensgevaarlijk zijn. Als er tenminste trottoirs zijn, buiten de grotere plaatsen zijn ze zeldzaam. Vaak moet je over de rijweg, met dat fijne verkeer, dat het hoogste aantal dodelijke ongevallen van Europa oplevert.

Ik hoop dat het ogenblik dat ik afscheid zal moeten nemen van Griekenland, met haar prettige klimaat, haar natuurschoon, haar prachtige liederen, het respect dat men heeft voor poëzie en haar gastvrijheid (als je maar geen immigrant uit Afrika of Azië bent), nog ver in de toekomst ligt. Ik hoop dat het niet eerder komt dan nodig is en dat het geen door bloed gekleurd afscheid wordt.

©Kees Klok


maandag, november 12, 2012

Zo hoog mogelijk



Ze leunt tegen een auto uit de jaren vijftig en kijkt over haar rechterschouder, alsof ze reageert op een geluid. Misschien dat iemand haar roept. Misschien blaft er een hond. Haar haren vallen ruim over haar schouders en reiken net tot aan haar tepels. Rond haar ogen donkere kringen van mascara. Ze doet mij aan een jonge Brigitte Bardot denken. Dat kan ook komen doordat de foto in zwartwit is of door die auto. Een en al chroom wat er blinkt. Ze draagt zwarte laarsjes, verder heeft ze niets om het lijf. Ze lijkt wat gespannen, afwachtend. Je vraagt je af wie zich buiten beeld bevindt. Een leuke man misschien, maar met een enge hond.

Het is een mooie dag. Dat zie je aan de schaduwen van de bomen en aan het open dak van de auto. Zo'n onderschriftloze foto geeft te denken. De feiten zijn duidelijk: naakt meisje met laarsjes leunt tegen een sportwagen uit de jaren vijftig. De zon schijnt, de bomen zijn vol in blad. Over het verhaal achter de foto kunnen we eindeloos speculeren. Hoe rijker de fantasie, hoe mooier het verhaal. Zo kan een kiekje om een vriendje te plezieren uitgroeien tot een ongehoord drama. Andersom kan dat ongehoorde drama geheel onopgemerkt blijven achter wat wij houden voor een leuk plaatje voor een ondeugende kalender. Het is net de geschiedschrijving. Daar wordt ook heel wat gegoocheld met feiten.

Ik ben opgegroeid met de zwartwit fotografie. Mijn eerste kleurenfoto's maakte ik pas in de late jaren zeventig en dan nog sporadisch, want zwartwit foto's kon ik zelf afdrukken en kleur was duur. Op mijn weblog schreef ik een serie verhalen over mijn schooljaren. Die serie noemde ik De zwart-witte jaren. In die tijd hadden we thuis een leesmap, waarin een tijdschrift zat dat De Lach heette. Daarin stonden foto's van meisjes in badpak en bikini. Alles wat van enig belang was voor een ontluikende puber werd fors bedekt gehouden. Het waren de jaren voor Phil Bloom. Joop Wilhelmus was nog een gewone Dordtse vetkuif op een brommer. Wij moesten het met die kuise dames doen, al het gepoch in het fietsenhok van de school ten spijt.

Er broeide wel iets aan de vooravond van de seksuele revolutie, maar de vrijwel niets verhullende decolletés waarop sommige middelbare schoolmeisjes hun klasgenoten en leraren tegenwoordig trakteren, waren nog ongekend. Het eerste minirokje dat op school verscheen veroorzaakte een sensatie. De directie begon een achterhoedegevecht. Het naar huis sturen werd al snel door de ouders niet meer gepikt. Zij braken ook het verzet tegen lang haar, witte spijkerpakken en bloemetjesbroeken. Begrijp mij niet verkeerd, ze vonden dat vaak even verwerpelijk als de directie, maar toch werd die niet getolereerd op een terrein dat zij als het hunne beschouwden. De school werd er wel een stuk vrolijker van. De leraar Duits maakte er al snel een gewoonte van om het bord omhoog te schuiven als een kortgerokt meisje aan de beurt was om iets op te schrijven. 'Helemaal bovenaan,' zei hij dan, 'zo hoog mogelijk.' Soms zag je hem tevreden in zijn handen wrijven. Zo'n man die thuis stiekem in De Lach keek en die schielijk wegstopte als zijn vrouw terugkwam van de kapper, met haar nieuwe permanentje.

©Kees Klok


vrijdag, november 09, 2012

De grootste illusie


In Loxias staat meestal de radio aan. To deftero programma. Radio 2, zeg maar. De staatsomroep staakt al meer dan een week. Tegen de voorgenomen privatisering van de omroep. Tegen het snijden in de salarissen en de pensioenen van de medewerkers. Tegen de onvoorstelbare verarming door de verwoestende bezuinigings- en belastingmaatregelen die de 'trojka' Athene oplegt. En tegen het ontslag op staande voet van twee journalisten die het waagden om beschuldigingen van martelingen door de politie aan de orde te stellen. Er gaan geruchten dat de Griekse nazi-partij, die zich als een sociale kanker snel en vrijwel ongehinderd uitzaait, erg populair is onder agenten. De staatsomroep staakt heel vaak. Dat heeft het voordeel dat op de radio onafgebroken muziek wordt uitgezonden, zonder gekwek tussendoor van zichzelf graag horende presentatoren. De staatsomroep staakt echter zo vaak dat zij zich, in een medialandschap waarin de nieuwsgaring allang is overgenomen door talloze landelijke en plaatselijke commerciële zenders, in feite overbodig heeft gemaakt. Als de regering de hele boel sluit zal de staatsomroep nauwelijks worden gemist en aangezien de werkloosheid toch al meer dan 25% bedraagt (en nog steeds stijgt) kunnen die omroepjongens en -meisjes er ook nog wel bij.

Ik zit in Loxias met Efigenia, een jonge dichteres die wil promoveren op middeleeuwse, Griekse poëzie. Literatuur uit het Byzantijnse rijk. Een rijk dat door veel Grieken, in ieder geval door de auteurs van de geschiedenisboeken voor de lagere en middelbare school, wordt gezien als een directe voorganger van de moderne Griekse staat. De bijna vierhonderd jaar durende periode van het Osmaanse rijk gelden in die visie als een tijd van bezetting en slavernij. Daar valt veel op af te dingen, maar voor nationalisten is de historische mythe veel belangrijker dan het historische verhaal en nationalisten bepalen nog altijd de inhoud van de schoolboeken. Gesteund door de kerk. Twee bisschoppen, die van Patras en van Kalavryta, hebben openlijk de kant van de nazi's gekozen. Ik heb daarover nog maar weinig bezorgde woorden vanuit Europa gehoord. Onze kersverse minister van financiën, Dijsselbloem, pochte bij zijn aantreden dat hij zich in Europa 'bikkelhard' zou opstellen. Daarmee schaart deze solidariteitsloze PvdA'er, die beter zou moeten weten, zich onder de politici die wij straks weleens medeverantwoordelijk zouden kunnen houden voor het uitbreken van een burgeroorlog in Griekenland. Het woord burgeroorlog wordt openlijk in de mond genomen door parlementariërs van de Gouden Dageraad. Dat dat echte nazi's zijn en geen neo-na-apers, blijkt uit het feit dat zij het nu niet meer alleen op immigranten en politieke tegenstanders hebben gemunt, maar ook op homoseksuelen en gehandicapten.

Efigenia had graag een promotie-onderzoek in Nederland gedaan, bij Nieuwgrieks aan de Universiteit van Amsterdam. Ze begon daarom Nederlands te leren. Na het vertrek van professor Lauxtermann naar Oxford, enkele jaren geleden, besloot de UvA dat de Nieuwgriekse en Byzantijnse studie te onbelangrijk was om een nieuwe hoogleraar te benoemen. Je kunt er zelfs je 'master' niet meer halen. Een van de vele slachtoffers van het cynische Nederlandse streven naar een kennismaatschappij. Dat men over de zuidgrens, in casu te Gent, wijzer lijkt, vergroot de kans dat Efigenia haar lessen Nederlands niet voor niets is begonnen. Als de Griekse regering en de tirannen van de 'trojka' zich hadden verdiept in de oorzaken van de ondergang van het Byzantijnse rijk, had men nog een reden gehad om de belasting- en bezuinigingsmaatregelen zo snel mogelijk in de Egeïsche Zee te kieperen. Een blik op de effecten van Colijns bezuinigingspolitiek in de jaren '30 zou ook al verhelderend werken, als het niet zo was dat 'lering trekken uit het verleden' door beleidsmakers zo ongeveer de grootste illusie is die wij koesteren.

©Kees Klok


donderdag, november 08, 2012

KNO


Ik zit in het café en merk opeens dat de tsipouro mijn keel irriteert. Ik besteed er weinig aandacht aan. Het zal een koudje zijn. De fruitvliegjes zijn hinderlijker. Als ik hen zat ben en de tsipouro toevallig ook op is, vertrek ik. In de taxi naar huis vraag ik of het raampje dicht mag. Koudje gevat. Dat heb je nu met het invallen van de herfst de avonden koeler worden. Je weet niet hoe je je moet kleden: met vierentwintig graden de deur uit, met veertien graden terug. Ging de zon maar niet onder! Een ijdele wens, behalve als je in onherbergzame, noordelijke streken woont, maar een half jaar daglicht en een half jaar nacht is een uiterste waar ik ook geen heil in zie. Afgezien van de koude is de drank er niet te betalen. Scandinavië schijnt prachtig te zijn, maar wat heb ik te zoeken in een streek waar het meestal ijzig is, de drank peperduur en waar men zich, vrees ik, stipt aan het rookverbod houdt?

's Morgens staat mijn keel in brand. Godverdegodver, denk ik, het zal toch niet weer faringitis zijn? De laatste keer overviel mij dat bij een dame in Eindhoven met wie ik toen weleens het bed deelde. Dan wil je je flinker voordoen dan je bent. Het eindigde met een nachtelijk bezoek aan de huisartsenpost en de noodapotheek. Nu ja, eindigde, toen begon de oplossing. In dacht nog, dat komt ervan als je in een oord als Eindhoven overnacht en je ook nog eens een mevrouw wil beslapen. Dat daar toen weinig van kwam, zal niemand verbazen.

Griekenland kent geen systeem van huisartsen. Je gaat voor iedere scheet die dwars zit naar een specialist. Er is een gezondheidscentrum in de buurt, waar een KNO-arts, een kordate dame van Armeense afkomst, mij ooit verloste van een prop in mijn oor. Ik hoefde nog geen tien minuten te wachten tot ze mij grondig onderzocht, tot mijn oren aan toe. KNO ten voeten uit. Geen faringitis, maar stomatitis was het oordeel. Het klonk geruststellend, maar ondertussen was slikken even pijnlijk. Ik kreeg een recept en het congé om vijf dagen geen alcohol te drinken en niet te roken.

Na mij drie dagen te hebben opgesloten in het Schrijfhuis, de enige plek waar stipte navolging van het congé is gegarandeerd, ben ik weer in het café verschenen. Je begint je praatje te missen, ook al gaat dat vaak over niets. Het zit er vol kwetterende studentes. Er wordt gerookt bij het leven. De fruitvliegjes zwieren dat het een aard heeft. Ik zit aan mijn tweede sigaar en mijn eerste glas bier. Soms wil je je flinker voordoen dan je bent. Morgen zien we wel weer. Tenslotte is dit Eindhoven niet.

©Kees Klok


dinsdag, november 06, 2012

Bloemengeur


In mei 2009 was ik op Cyprus voor een conferentie van Euroclio, de Europese organisatie van geschiedenisleraren. Op een middag ging ik echter mijn eigen weg, omdat ik te eten was gevraagd door de dichter Michalis Pieris. Een aantal van zijn gedichten hadden Stella en ik opgenomen in onze bloemlezing van Cypriotische literatuur Wij wonen in een taal, die in 2004 verscheen. Ze werden vertaald door Hero Hokwerda. Later vertaalden Stella en ik een aantal gedichten voor het tijdschrift Ballustrada. De laatste versie maakten we in het ziekenhuis, tijdens Stella's fatale ziekte, in het najaar van 2007. Daarna heb ik tot op heden niets meer uit het Nieuwgrieks vertaald en het zal er ook wel niet meer van komen. Met Michalis Pieris maakten we kennis in 2003, toen we hem bezochten in het Cultureel Centrum van de Universiteit van Cyprus in de wijk Agios Kassianos. Een traditionele stadsvilla in een schilderachtig buurtje van Lefkosia, langs de bestandslijn. Er woonden veel kunstenaars, met in de achtertuin de bufferzone van de Verenigde Naties en met het Turkse leger op steenworp afstand. Ik bezocht hem daar weer. Hij was ogenschijnlijk niet veranderd. Een kalme, wat vermoeid ogende zestiger, van wie ik moeilijk kon bepalen of zijn uitstraling professoraal of patriarchaal was. Misschien wel allebei. In ieder geval een man van geestelijk gezag en daarom prees ik mij gelukkig dat hij in 2008 een achttal van mijn door Stella vertaalde gedichten had opgenomen in Ylantron, het letterkundig tijdschrift van de universiteit.

We aten in de xenona, het gastenverblijf van de universiteit, tegenover het Cultureel Centrum, in een ommuurde palmentuin. Over de muren groeide weelderig bloeiende bougainville, die het zicht benam op de Turkse uitkijkposten. We spraken over Stella, over haar vertalingen, over de toekomst van het boek en over de minachting van de Nederlandse overheid voor de studie van de 'kleine talen', het Nieuwgrieks in het bijzonder. Wat verder ter tafel kwam, herinner ik mij niet meer. Toen de tijd was aangebroken om college te geven, bood hij aan mij, onderweg naar de faculteit, bij het hotel af te zetten. Ik sloeg dat af. Ik ging liever lopen om van het oude Lefkosia te genieten en te denken aan de bezoeken die ik met Stella aan Cyprus bracht. De reis met de radio (Teleac-Not) en de keren dat we werkten aan de bloemlezing en aan mijn Afrodite en Europa. Cyprus is ongeveer de helft van Nederland en er wonen ongeveer evenveel mensen als in Amsterdam, schat ik. In de literaire wereld kent iedereen iedereen. Dat betekent hechte vriendschappen, maar ook haat en nijd. Niet dat het een mijnenveld was, maar er dienden hier en daar wat klippen omzeild en gevoeligheden ontzien om de nodige medewerking te krijgen. Wij werden geholpen door het ministerie van cultuur, waar de dichter Jorgos Moleskis veel contacten voor ons legde, ook met Turks-Cypriotische schrijvers. Het bepalen van de inhoud was grotendeels Stella's werk. Ze heeft tijdens en na die bezoeken ongelooflijk hard gewerkt. Daarom is het jammer dat ze het oordeel van Pieris over het boek: 'Verreweg de beste bloemlezing die tot nu toe is verschenen,' niet meer heeft kunnen horen. In Nederland werd er, behalve in de kring van Nieuwgriekse studiën en in Meander, volstrekt geen aandacht aan geschonken. Het boek werd uitgegeven door Kruispunt in Brugge. Brugge, dat was voor menig ontvanger van een recensie-exemplaar reden om het direct door te sluizen naar De Slegte.

Na dat congres ben ik niet meer op Cyprus geweest, al blijf ik de gebeurtenissen op dat bijzondere, en kwetsbare, eiland volgen. Ik heb een uitnodiging van Pieris en van verschillende andere Cypriotische collega's en vanuit Thessaloniki is het aanzienlijk korter en veel goedkoper vliegen dan vanuit Nederland, maar ik moet een aanleiding hebben. Iets dat mij doet besluiten: ja nu! De hereniging van het eiland zou een mooie aanleiding zijn, maar ik vrees dat die nog vele jaren op zich laat wachten, als het er ooit van komt. Ik zal zelf een aanleiding moeten verzinnen, want ik wil weer zwerven door dat schilderachtige, oude Lefkosia, waar ik op een plein bij een moskee werd verrast door een van de zeldzame stortbuien die op Cyprus vallen. Ik kon nog net een kroeg aan de overkant halen voor de zondvloed kwam. Daarna was de buurt een en al bloemengeur. Soms ruik ik die weer, als ik van Stella droom.

©Kees Klok


zondag, november 04, 2012

A.L. Snijders Publieksprijs


In 2005 werd de Publieksprijs voor Poëzie georganiseerd. Ik mobiliseerde al mijn vrienden en vooral leerlingen om op mijn bundel In dit laagland te stemmen. Daardoor werd het boek achtste. Dat was aardig, maar niet de beste dichtbundel won, maar, gezien het ongegeneerde werven van stemmen dat we met velen deden, waarschijnlijk het boek van degene met de meeste vrienden en leerlingen. Dat doet af aan de waarde van zo'n prijs, bedenk ik met voortschrijdend inzicht. Nu is er een verhaal van mij genomineerd voor de A.L. Snijders Publieksprijs. Ik zeg niet welk. Wie belang stelt in het korte verhaal en wil stemmen kan de bijdragen lezen en tot 22 november zijn/haar stem uitbrengen.

zaterdag, november 03, 2012

Wisselgeld


Bij het afrekenen in de Arvanitidis moet ik dertig euro wisselgeld krijgen. De caissière geeft mij twee briefjes van twintig. 'Dat is mooi verdiend,' denkt de Hollander in mij. Ik breng de boodschappen thuis en kijk nog eens naar de bon. Tientje verdiend. 'Die vrouw moet vanavond wel het verschil bijpassen, lul,' gaat het door mij heen. Ik steek de bon in mijn zak, loop terug naar de supermarkt en herstel de fout. Ik ben niet het braafste jongetje van de klas, maar die mevrouw is de fiscus niet.

Met mijn zwager en schoonzus rijd ik naar het voorvaderlijk dorp. Voor we in de boomgaard walnoten gaan rapen, bezoeken we de graven van Stella en haar ouders. We zien dat de koperen lantaarns, waarin we bij zo'n bezoek een olielichtje ontsteken, zijn gestolen. Van bijna alle graven zijn ze weggehaald. Glas en koper. Het zullen koperdieven zijn geweest. Mijn schoonzus geeft direct de schuld aan de zigeuners. Later, in het café, hoor ik dat het wel Bulgaren zullen zijn geweest, maar het zou evengoed iemand uit het dorp kunnen zijn. In een gehucht als dit is het moeilijk om onopvallend te komen en te gaan, ook 's nachts, al was het alleen al vanwege de vele honden die aanslaan. We zetten bloemen bij de graven en doen er verder het zwijgen toe. Grafroof is van alle tijden, maar wie eraan doet is gezonken naar de absolute bodem van de moraliteit. De politie is ver weg en de daders liggen op het kerkhof, al is dat in dit verband misschien wat cynisch uitgedrukt.

We rapen de noten. Twee kruiwagens vol. Een gift van de bomen waaronder Stella en ik menige zomerdag schaduw zochten. Daarna bied ik mijn zwager en schoonzuster een hapje eten aan in het restaurant van achterneef Emilio, langs de grote weg beneden het dorp. Bij het afrekenen let ik goed op dat ik niet te veel wisselgeld krijg.

©Kees Klok