In haar column in Trouw breekt onderwijzeres Naomi Smits een lans voor het literatuuronderwijs. Zij heeft haar leerlingen aan het lezen gekregen en kennelijk doen die dat met plezier. Hij vindt het bemoedigend. Hij herinnert zich het povere literatuuronderwijs op de mulo. Per vreemde taal werden klassikaal twee boeken gelezen. Als het je beurt was, moest je een bladzijde of wat oplepelen. De leraar vertaalde een paar moeilijke woorden, die je moest leren, en dat was het wel.
Voor Nederlands lazen ze de Camera Obscura en De herberg met het hoefijzer. Voor het examen leerde je twee gedichten per taal uit je hoofd. Hij herinnert zich: 'Kaal staat hij voor de blankheid der gordijnen', uit De cactus van Jan van Nijlen. Wie Jan van Nijlen was, leerden ze er niet bij.
In 1968 kwam de Mammoetwet. Hij stapte over naar de havo. Wat literatuuronderwijs betreft was dat een warm bad. Een leraar Engels die zo geïnspireerd over de Engelse literatuurgeschiedenis sprak, dat hij nu nog grote stukken uit het hoofd kent. Een leraar Nederlands die bewees dat letterkunde niet alleen uit diakenhuismannetjes bestond. Hij had alle vreemde talen, moest voor zijn examen 70 titels lezen, want literatuuronderwijs stelde nog iets voor. Tussen zijn boeken in coronadetentie, beseft hij hoe waardevol die basis voor zijn verdere leven is geweest.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten