Na het ontbijt zet hij koffie en leest de krant. Eigenlijk zou hij er wel een sigaartje bij willen opsteken, maar na wat hartproblemen, een paar jaar geleden, begint hij er niet meer aan. Toch gelooft hij dat pijp en sigaren roken, zonder inhaleren, weinig kwaad kan.
Hij verbaast zich over mensen die zich geweldig opwinden over roken. Vrijwel zonder uitzondering types die eerst fanatiek hebben gepaft. Zodra ze eraf raakten werden het onverdraagzame missionarissen. Zij niet roken, dan niemand roken! Desnoods te vuur en te zwaard. Jammer, bedenkt hij, dat er geen kannibalen meer zijn. Hij ziet zo'n fanatieke anti-roker al in een kookpot ergens in donker Afrika, de inboorlingen er dansend omheen.
Afrika. Hij is er ooit één keer geweest. In Tunesië. Dat gold toen als een verlicht land. Of de meisjes in de tapijtknoperij die hij bezocht er ook zo over dachten, betwijfelt hij. Urenlang op je knieën draadjes knopen. Het resultaat was prachtig, dat wel. Hij herinnert zich het hotel, met op de ruime binnenplaats een zwembad met 's morgens vroeg de typisch Duitse badlakens, en het meisje uit Deventer, dat een enkele keer bij hem bleef slapen. Ze klaagde dat ze buiten het hotel voortdurend werd aangeklampt door opdringerige mannen. Afrika duurde maar twee weken, de naam van dat meisje is hij kwijt.
Foto: auteur
Geen opmerkingen:
Een reactie posten