'Dordrecht
was in de zeventiende eeuw een aristocratische stad,' aldus Luc
Panhuysen, auteur van de dubbelbiografie over de gebroeders De Witt,
deze zomer in het radioprogramma Studio De Witt. Ik geloof het graag.
Na Amsterdam het belangrijkste culturele centrum van de Republiek der
Zeven Verenigde Nederlanden, maar economisch al flink onderweg om
door datzelfde Amsterdam te worden overvleugeld en nog later door
Rotterdam. In de zeventiende eeuw hadden de regenten het voor het
zeggen en regent werd je als je geboren was in een van de rijke
koopmansfamilies, die gewoon waren de baantjes onder elkaar te
verdelen. De middenstand had, door middel van de gilden, af en toe
een klein beetje invloed, maar het eenvoudige volk, waarvoor men
termen reserveerde als het grauw,
het janhagel, het
plompe gemeen of het
profanum vulgus had
niets in te brengen.
Van
die aristocratische uitstraling zijn we in Dordrecht verlost door een
serie kortzichtige stadsbesturen, die in de negentiende en twintigste
eeuw zonder veel historisch besef talloze waardevolle gebouwen en
stadspoorten heeft laten slopen, gevolgd door vrijwel altijd
smakeloze nieuwbouw, met het idee dat de stad daardoor in de vaart
der volkeren zou worden opgestoten. In de twintigste eeuw was de
sloop- en nieuwbouwwoede vooral de verantwoordelijkheid van de
grootste partij in de gemeenteraad, de PvdA. De partij die werd
opgericht om het grauw, het janhagel, het plompe gemeen dan wel het
profanum vulgus te verheffen. De partij heeft in de loop der
geschiedenis, na de Tweede Wereldoorlog, met steun van de KVP (de
rooms-rode coalitie) veel bereikt op het gebied van de sociale
zekerheid, maar voor de Dordtse stadsontwikkeling betekende zij lange
tijd een ramp. Toch nam een PvdA-burgemeester het initiatief om
de schandelijke afbraak in de jaren zestig van de vorige eeuw
(saneringsplan) te stoppen en een begin te maken met behoud van wat
nog over was aan waardevols. Gelukkig heeft Dordrecht daardoor naast
gruwelijk lelijke plekken ook nog een aantal staaltjes van grote
bouwkundige schoonheid.
Sinds
de PvdA de handlanger werd van de VVD bij het weer afbreken van de
sociale zekerheid, is er van de partij weinig meer over. In het ooit
rode bolwerk Dordrecht houdt een dapper clubje diehards het
verbleekte, ooit rode vaandel hoog, terwijl het grauw, het janhagel,
het plompe gemeen of wel het profanum vulgus, mort. Dat doet het op
Facebook en Twitter, waar de holle vaten het hardst bommen. De media luisteren vooral naar Facebook en
Twitter. Daardoor kon het
belachelijke idee ontstaan dat er van alles verschrikkelijk mis is in
Nederland en dus ook in Dordrecht.
Uit
recent onderzoek is gebleken dat het aantal morders en roeptoeteraars
aanzienlijk minder is dan de media voortdurend veronderstellen. We
moeten het Facebook- en Twittergedoe met een stevige zak zout nemen,
zoals we dat ook met borreltafelgezwets doen. Dat neemt niet weg
dat in de politiek het extreem rechtse gedachtengoed steeds meer
geaccepteerd lijkt te worden. Daarbij spelen het nepnieuws, de
leugens en de ongefundeerde angsten die door de extreem rechtse kerk
worden verspreid een belangrijke rol. Twee van die kerken zijn de
PVV, niet eens een partij, maar de eenmanszaak van Wilders, bij wie
zijn aanhangers, als het erop aankomt, niets hebben in te brengen,
net als in de regententijd. De andere club heet FVD, waar een dandy
en een advocaat, die ik mijn portemonnee nooit zou toevertrouwen, als
leidend duo optreden. Als die twee hun zin krijgen gaan we met
Nederland terug naar de negentiende eeuw, toen volgens hen alles
beter was. Toen Dordrecht een kleine, armlastige stad was, waar bijna
iedere zomer cholera uitbrak, door het ontbreken van waterleiding en
riolering, en vrouwen nog geen kiesrecht hadden. Je zou bijna de PvdA
een kans gunnen om haar oude idealen maar weer eens op te poetsen, om
iets goed te maken van wat ze recentelijk met de VVD heeft gesloopt.
Foto:
auteur