Hij loopt naar de buurtslager om een fles olijfolie en neemt meteen een onsje pepersalami mee. Hij eet maar zelden vlees bij het ontbijt, door het geroep van die dierenmensen komen er weleens te veel beelden van de bio-industrie op zijn netvlies, maar soms gunt hij zichzelf iets. 'Lekker zonnetje, meneer', zegt de slager bij het afrekenen. Hij beaamt het, de man bedoelt het goed.
De olijfolie komt uit Kreta en is van uitstekende kwaliteit. Dat weet hij van zijn vrouw, die er als Griekse verstand van had. De slager verkoopt zijn olie dus al meer dan dertien jaar. Hij voelt een lichte paniek: de tijd schiet in toenemende mate als een lichtjaar voorbij. Negentien jaar al, sinds de aanslag op het Wereldhandelscentrum in New York. Niet lang daarna probeerde een andere religek een vliegtuig op te blazen met vloeibare springstof. Sindsdien mag hij geen vijfliterblik olijfolie meer als handbagage meenemen op de vlucht.
Drieëndertig jaar geleden stond hij bovenop het Wereldhandelscentrum. Welke toren herinnert hij zich niet. Het was ontstellend hoog, hij heeft er nog weleens nachtmerries van. Zijn vrouw was nog zijn prille liefde, net ontmoet. Van olijfolie wist hij maar weinig. Hij denkt aan het lieflijke gehucht in de Griekse bergen waar ze begraven ligt. Het virus verspert hem zelfs de weg naar haar graf.
Foto: Stella Timonidou
Geen opmerkingen:
Een reactie posten