dinsdag, juni 30, 2020

Trauma



De coronacrisis duurt al meer dan drie maanden. Morgen worden weer allerlei noodmaatregelen versoepeld, maar toch voelt hij het virus als een voortdurende dreiging op de achtergrond. Niet zozeer de kans op besmetting, die acht hij niet zo groot, maar wat de pandemie allemaal nog in maatschappij en economie teweeg gaat brengen. 

Vaak heeft hij zich hardop verbaasd over het opzij schuiven van grondrechten, over het ondoordachte opsluiten van mensen in verzorgings- en verpleegtehuizen, over de ontstellende onvoorbereidheid van de overheid, die jaren bezuinigde op de zorg en alle waarschuwingen tegen pandemieën negeerde. Hij verbaast zich het meest over de hypocrisie van de regeringscoalitie: de mond vol over 'de helden van de zorg', maar geen cent salaris erbij. Hij denkt aan een oude reclame van Zeeuws Meisje, over die cent. Zelfs 'het kwartje van Kok' rolt door zijn gedachten. 

Hij vraagt zich af of de jongere generaties weet hebben van dat kwartje. Het is net als met de afbraak van het oude postkantoor in Dordrecht, waarover de oudere generaties zich tot vervelens toe opwinden. De jongeren hebben er geen flauw idee van. Zo zal het ook wel gaan met de wonden die de op geen enkel wetenschappelijk bewijs stoelende 'één meter vijftig afstand' in de samenleving slaat. Over vijftig jaar schrappen ze dat trauma gewoon uit de geschiedeniscanon. 

Foto: Beeldbank Regionaal Archief Dordrecht: 552_323033

maandag, juni 29, 2020

Varen



Een jong stel wilde van Dordrecht naar Zwijndrecht zwemmen, leest hij in de krant. Over het drukst bevaren rivierenkruispunt van Nederland. Hij ziet het drama al voor zich, maar ze zijn tijdig uit het water gevist. Hij herinnert zich hoe hij als puber weleens met vrienden ging zwemmen in het Wantij. Dat was eigenlijk alleen maar leuk als er meisjes bij waren. 'Meisjes, pure poëzie'. Een uitspraak van Kees Buddingh' als hij het goed heeft.

Hij vaart liever over het water dan dat hij erin ligt. Hij had een tijdje verkering met een meisje waarvan de ouders een boot hadden, een bescheiden motorkruiser. Ze voeren weleens mee, de Biesbosch in. Achter de boot hing een zeilbootje. Daarmee gingen ze er samen op uit, op zoek naar een afgelegen plekje op de wal, waar ze onbespied van de natuur konden genieten. De Deltawerken waren nog niet af, in de Biesbosch heerste nog een fatsoenlijk getijdenverschil, het was nog niet overvol met recreanten. Bij de Spieringsluis was een kalkoenenrestaurant. Hij heeft geen idee of het er nog is. Hij kan er niets actueels over vinden op het internet.

Op een zomerzondag huurde hij daar met vrienden eens een roeiboot. Er ging bier mee dat al snel te lauw was. Het roeien viel tegen. Van de kalkoen herinnert hij zich weinig.

Foto: auteur


zondag, juni 28, 2020

Water en melk



Hij fietst van de kroeg naar huis en wordt halverwege overvallen door een wolkbreuk. Als de eerste druppels vallen ziet hij het hek, dat meestal het portiek van een kerkgebouw afsluit, openstaan. Snel zet hij zijn fiets neer en duikt het portiek in. De bui houdt zeker een kwartier aan, door het nagedruppel fietst hij verder. Bijna droog thuis, het voelt als een soort overwinning op de natuur.

Hij is nooit binnen in dat kerkgebouw geweest. Zelfs niet toen een vriendin van zijn ouders, die lid was van de bewuste gemeente, overleed. Het condoleren was in een gebouw in de buurt, een soort clubhuis, maar dan van de 'zwarte kousen'. Een omgeving die hem vreemd is. Hij bedenkt hoe bijzonder het was dat zijn ouders vrienden in bevindelijke kring hadden. Zelf waren ze remonstrants. De water-en-melk-kerk noemden de zwaren dat. Ze hielden zelfs gezamenlijk vakantie. Zijn ouders gingen dan op zondag fietsen, hun vrienden wandelden die dag tweemaal naar de meest nabije, bevindelijke gemeente. Er werd nooit een woord aan vuil gemaakt.

Hij is geen liefhebber van godsdiensten en al helemaal niet van de messianistische. Probeer je sprookjes maar aan een ander te slijten, vindt hij, maar de remonstranten mag hij wel. Een verdraagzaam volkje, al konden ze in de zeventiende eeuw ook geweldig schelden op de contra-remonstranten.

Foto: auteur


zaterdag, juni 27, 2020

Thuredrech



Op de radio legt een historica en taalwetenschapper het een en ander uit over het oudste Nederlands, zoals dat zo'n duizend jaar geleden moet hebben geklonken. Hij vindt dat intrigerend en bijzonder, maar er honderd procent zeker van zijn dat het oudste Nederlands geklonken heeft zoals het klinkt, dat lijkt hem onmogelijk. 

Hij vindt het opvallend dat de mevrouw de oudste naam van zijn stad noemt als voorbeeld dat het Nederlands ooit, net als het Engels, een th-klank had. Thuredrech werd in de loop der tijd Dordrecht. Een nederzetting op de oeverwallen van een kreek, die uitgroeide tot de belangrijkste stad van het graafschap Holland, dat op zijn beurt uitgroeide tot het belangrijkste gewest van de noordelijke Nederlanden. Onlangs las hij een gedicht waarin de schrijver zich afvroeg of de inwoners van Thuredrech ook al met zo'n kenmerkende, slepende ij spraken en of ze toen ook al van de eerste persoon enkelvoud een derde maakten. 'Ik gaat naar de kroeg', zegt de doorsnee Dordtenaar. 

Ze mogen weer naar het café. Hij is er blij mee. Hij vindt het heerlijk alleen thuis te zijn, in alle rust tussen zijn boeken, maar hij is ook een sociaal wezen dat onder vrienden wil verkeren. Nu alleen nog het onhanteerbare eenmetervijftigdecreet van tafel. Hoe zou dat woord in het oud-Nederlands hebben geklonken?

Foto: auteur


vrijdag, juni 26, 2020

Kabaal



Soms zei zijn vrouw: 'Eigenlijk ben ik van de negentiende eeuw, lijkt me een geweldige tijd om in te leven'. Meestal hadden ze dan net naar een aflevering van een of ander kostuumdrama gekeken. Zelf is hij meer van de achttiende eeuw, vindt hij. De opkomst van de Verlichting, maar nog niet van het benauwende en hypocriete Victorianisme. Hij zou graag rondlopen in die tijd, maar wel onder de voorwaarde dat hij rijk was en voorzien van een ijzeren gezondheid. 

Het is weer zo'n dag dat hij wordt overvallen door een nostalgische afkeer van zijn eigen, platvloerse tijd vol media- en sociale mediakabaal, van het groeiende gat tussen voortgaande technologie en beschaving. Eind achttiende eeuw stond de stoomtechniek nog in de kinderschoenen. Hoorde je geheel ander kabaal in de stad: paardenhoeven en de ratelende wielen van koetsen en karren. Op zee ging je nog gewoon onder zeil.

Zijn vrouw noemde hem weleens een onverbeterlijke romanticus. Hij weet het. De tijden veranderen en niet altijd ten goede. Het verleden komt nooit terug, maar hij zou er een kapitaaltje voor over hebben om de Noordzee over te zeilen en per koets naar Plas Newydd in Wales te reizen, om daar te souperen met de Ladies of Llangollen, in gezelschap van, wie weet, mensen als William Wordsworth of lady Caroline Lamb. 

Foto: auteur


donderdag, juni 25, 2020

Twee weken



Na het ontbijt zet hij koffie en leest de krant. Eigenlijk zou hij er wel een sigaartje bij willen opsteken, maar na wat hartproblemen, een paar jaar geleden, begint hij er niet meer aan. Toch gelooft hij dat pijp en sigaren roken, zonder inhaleren, weinig kwaad kan. 

Hij verbaast zich over mensen die zich geweldig opwinden over roken. Vrijwel zonder uitzondering types die eerst fanatiek hebben gepaft. Zodra ze eraf raakten werden het onverdraagzame missionarissen. Zij niet roken, dan niemand roken! Desnoods te vuur en te zwaard. Jammer, bedenkt hij, dat er geen kannibalen meer zijn. Hij ziet zo'n fanatieke anti-roker al in een kookpot ergens in donker Afrika, de inboorlingen er dansend omheen.

Afrika. Hij is er ooit één keer geweest. In Tunesië. Dat gold toen als een verlicht land. Of de meisjes in de tapijtknoperij die hij bezocht er ook zo over dachten, betwijfelt hij. Urenlang op je knieën draadjes knopen. Het resultaat was prachtig, dat wel. Hij herinnert zich het hotel, met op de ruime binnenplaats een zwembad met 's morgens vroeg de typisch Duitse badlakens, en het meisje uit Deventer, dat een enkele keer bij hem bleef slapen. Ze klaagde dat ze buiten het hotel voortdurend werd aangeklampt door opdringerige mannen. Afrika duurde maar twee weken, de naam van dat meisje is hij kwijt.

Foto: auteur

woensdag, juni 24, 2020

Repressie



Hij is net thuis als hij een aanval van hooikoorts krijgt. Ondanks een preventief pilletje. Het verbaast hem niet. Toen hij door de polder naar de bouwmarkt fietste om een doucheslang te halen, wolkten de pollen om hem heen. Hij heeft geen idee voor welke soort hij allergisch is, maar meestal heeft hij tegen half juli geen last meer.

In Griekenland komt zijn kwelgeest niet voor, vermoedt hij, want daar heeft hij nog nooit last van hooikoorts gehad. In Engeland wel en daar gaat het tot tegen augustus door. Vooral tijdens lange wandelingen. Die maakte hij vaak over de Wirral, het schiereiland waar hij een tijdje een vriendinnetje had. Hij herinnert zich broeierige zomeravonden en korenvelden tussen metershoge hagen.

De schoolvakanties gingen niet gelijk op. Als hij uit Nederland kwam, had zij meestal nog een week of twee te gaan. Hij haalde haar weleens van school op. Zij en haar vriendinnen schaamden zich voor het verplichte schooluniform, waarvan het ontwerp vermoedelijk terugging op het jaar 1900. Uit school doken ze direct achter de muur van het nabije park om even later weer als sexy tieners tevoorschijn te komen. Er liep op een keer een man voorbij die glimlachend groette. 'De tekenleraar', zei ze. 'Die hoeft geen stropdas aan omdat de directrice denkt dat hij een echte kunstenaar is'.

Foto: auteur

dinsdag, juni 23, 2020

Doodgaan



Hij geniet van de kleurenpracht in zijn tuin. Hij vindt het te ver gaan om te zeggen dat dat allemaal te danken is aan de coronacrisis, maar hij heeft er wel meer geld en tijd in geïnvesteerd dan vorig jaar. Het is de verjaardag van zijn vader. Op 23 juni geboren in Rotterdam. Vader zei weleens: 'Gelukkig ontmoette ik je moeder, kon ik weg uit die stad'. Hij had een hekel aan zijn geboortestad, of misschien meer aan wat hij er tijdens de oorlog meemaakte. 

Opa Warnaar daarentegen, opgegroeid op het boerenland en door zijn werk in Rotterdam verzeild geraakt, beschouwde de stad zo'n beetje als zijn grote liefde. Die kwam alleen naar Dordt om zijn kleinkinderen bananen te brengen en met zoonlief een citroentje te drinken. Zijn vader werd zesentachtig, zijn moeder haalde net de negentig. Ze overleed een jaar voor zijn vrouw. Op oudejaarsavond. 

Hij voelt zich een tikje nostalgisch, mist nog steeds het telefoontje van zijn moeder, iedere avond omstreeks negen uur, om even een praatje te maken voor de vaak. Ze had op hoge leeftijd nog een druk sociaal leven. 'Ik heb niet eens tijd om dood te gaan', zei ze vaak. In zijn boek Zuiderkerkhof 1 zegt Jean-Paul Franssens: 'Geen sterveling van wie je houdt heeft ooit een leeftijd om dood te gaan'.

Foto: auteur



maandag, juni 22, 2020

Feestje



Hij gaat voor het eerst sinds maanden naar een feestje. In het nabije stadspark. Het zoontje van vrienden, net voor het begin van de coronaramp twaalf geworden, kan eindelijk zijn verjaardag vieren. 'Kleedje of klapstoel meenemen'.

Tussen de bomen hangen slingers die het feestvak markeren. Het gezelschap is beperkt tot naaste familie en enkele goede vrienden. Zo kan de omstreden afstand voor volwassenen worden bewaard. Je weet maar nooit of er een stel 'boa's' op de loer ligt met een meetlat. Het gevaar dreigt overal. In dit geval van matig opgeleide ambtenaren die een aantal weinig consequente en tegengestelde regels, die ook nog juridisch twijfelachtig zijn, moeten handhaven.

De muziek wordt verzorgd door het oudere zusje dat gitaar speelt. Hij voelt zich thuis. Hij kent het park al sinds zijn grootmoeder er met hem naar de herten ging kijken. Hij was nog lang geen twaalf. Sindsdien lijkt het park nauwelijks veranderd. Onlangs werd er weer een hertenkalfje geboren. Hij raakt in gesprek met een jonge antropologe, over historische romans. Ze hebben aan dezelfde universiteit gestudeerd, maar in een andere tijd. Als ze weg moet belooft hij haar titels van favoriete boeken te sturen. Thuis zoekt hij het een en ander op en stuurt haar een mail, die hij besluit met 'geen 'boa' gezien'. Anders vergeet hij het nog.

Foto: auteur

zondag, juni 21, 2020

Nobelprijs



Op bladzijde 23 van het Geheim Dagboek 1981-1982 van Hans Warren leest hij: 'Nieuwgrieks is net zo ontoegankelijk als Nederlands, niettemin wordt Kavafis overal hoog geschat'. Hij vraagt zich af hoe het komt dat de Nobelprijs voor literatuur nog nooit naar iemand is gegaan die in het Nederlands schrijft. Ieder jaar zijn er weer hoog gespannen verwachtingen, jarenlang werden Hugo Claus en Harry Mulisch gezien als potentiële kandidaten. Door Hollanders, denkt hij er meteen bij. 

Hij denkt ook aan een andere uitspraak van Warren, in Geheim Dagboek 1984-1987: 'Tenslotte is de hele Nederlandse literatuur niet meer dan een binnentuin in een provinciestad'. Zijn eigen provinciestad kent enkele fraaie binnentuinen. Bezit van een handjevol inwoners. Eentje is er openbaar, van een lunchroom, maar daar kan voorlopig nauwelijks iemand zitten door de coronanarigheid. 

Hij vindt het overheidsbeleid om de Nederlandse cultuur in het buitenland te bevorderen nogal belabberd. Hij herinnert zich nog de vaderlandse benepenheid die leidde tot de sluiting van het Nederlands Instituut in Parijs. Een organisatie als de British Council is ondenkbaar in het landje van kooplieden en dominees, maar wat doen de Grieken dan om hun schrijvers in het buitenland aan te prijzen, vraagt hij zich af. Zeker is dat hij in Griekenland niet stuit op een meewarige glimlach als hij vertelt weleens een gedicht te schrijven.

Foto: auteur (schrijfster Leen Raats leest voor in galerie De Compagnie te Dordrecht)


zaterdag, juni 20, 2020

Bonnefooi



Hoewel hij vaak poëzie leest, kent hij weinig gedichten uit het hoofd. 'Waarom zou ik', zegt hij weleens als iemand daar verbaasd over is, 'ze zijn toch niet voor niets opgeschreven?' Uitzondering is het korte gedicht 'Bij Loosdrecht' van K. Schippers, dat luidt: 'Als dit Ierland was, / zou ik beter kijken'. Ierland. Hij was er lang geleden en neemt zich sinds die tijd voor dat hij terug wil naar het enige land dat ook bij stromende regen indrukwekkend mooi is. 

Oorspronkelijk zou hij met zijn vriendin en twee vrienden een boot huren om de Shannon te bevaren. Dat bleek te ambitieus voor het inkomen dat hij als jong onderwijzer verdiende. Zijn vriendin studeerde nog. Een vlucht inclusief huurauto bleek wel te doen. Ze zouden het land op de bonnefooi bereizen. Was er ergens geen betaalbaar hotel of bed and breakfast voorhanden, dan hoopten ze op een hooiberg.

Ze vlogen van Amsterdam naar Cork en vonden even buiten de stad een gerieflijke villa, waar men bed en ontbijt bood. Dat ontbijt werd geserveerd door de twee beeldschone dochters des huizes, beiden in hun late tienerjaren. Hun moeder hield de zaken op de achtergrond in de gaten. Een knappe dame van tegen de vijftig, die sprak met een onverstaanbaar accent. Ierse vrouwen, vaak beeldschoon, nog vaker niet te verstaan. 

Foto: auteur


vrijdag, juni 19, 2020

Zilvervloot



Hij leest een ingezonden brief in Trouw. Iemand vraagt zich af waarom een piraat als Piet Hein een standbeeld verdient. Hij moet er even om glimlachen. Die fout maakten zijn leerlingen (en later soms ook zijn studenten nog wel) regelmatig: de betekenis van piraat en kaper verwisselen. Een piraat was een ordinaire zeerover. Een kaper bezat een zogenaamde kaperbrief, uitgereikt door een regering. Kapers waren op grond daarvan een soort verlengstuk van de zeemacht. Ze vielen schepen aan van een land waarmee de eigen regering in oorlog was. 

Piet Hein was een kaper, werd beroemd door het veroveren van de Spaanse zilvervloot, van onschatbare waarde in de tijd dat oorlogen met huurlingen werden uitgevochten, en was en-passant een tegenstander, toen al, van de slavernij. Alle reden om de man met een standbeeld te eren, vindt hij. 

In zijn jeugd noemden ze een spaarrekening voor kinderen de Zilvervloot. Zouden die rekeningen nog bestaan, vraagt hij zich af. Soms ging hij met zijn moeder naar 'de bondsspaarbank' om iets op de Zilvervloot te storten. De bank zat in een fraai gebouw op de hoek van het Bagijnhof en de Johan de Wittstraat. Op de dag dat hij volwassen werd, toen nog op je 21e, ging hij de rekening verzilveren. Het bedrag viel tegen. Had hij maar vaker vlootschouw moeten houden.

Foto: auteur

donderdag, juni 18, 2020

Cataclysme in het klein



De wolkbreuk en de hoosbuien van de afgelopen twee dagen hebben zijn programma stevig in de war gestuurd. Hij herinnert zich een soortgelijk cataclysme in het klein, vier jaar geleden, waarbij de verandakelder was ondergelopen. Niet rampzalig, want hij ligt een stuk lager dan de kruipruimten onder zijn huis en herbergt, op wat oude tegels na, slechts het grote niets. Het zakt ook vanzelf de grond in, goed voor de heipalen, maar als dat niet snel genoeg gaat krijg je wel stank. Hij beloofde zichzelf toen onmiddellijk een dompelpomp te kopen.

Zijn voornemen raakte een dag later al in de vergetelheid. Dan vanmorgen maar zo'n ding. Iedere lokale firma die hij belde zei 'op het ogenblik uitverkocht' te zijn. Dan het internet maar. Dat kostte langer dan gedacht. Aanprijzingen genoeg, maar eer hij de informatie had gevonden die hij nodig dacht te hebben om geen kat in de zak te kopen, was de ochtend om. Morgen wordt een pomp bezorgd, 'betaling achteraf', want hij is gekke Henkie niet.

Daarna moesten er nog lavasstekken worden uitgestoken voor een paar vrienden met wie hij vanmiddag in de kroeg heeft afgesproken. Ruim van tevoren gereserveerd, vanwege de een-meter-vijftig-dictatuur. Zijn dag kan eindelijk beginnen. Op de radio hoort hij dat Vera Lynn (103) is overleden. Nee, hetzelfde wordt de wereld nooit meer.

Foto: auteur

woensdag, juni 17, 2020

Juffrouw Koopman



Hij moet ineens aan juffrouw Koopman denken. Misschien door de wolkbreuk die net losbarst boven de stad. Juffrouw Koopman was een achterbuurvrouw uit zijn kindertijd. Een vrijgezel, die heetten 'juffrouw' in die tijd. Volgens zijn moeder was ze 'overgeschoten'. Ze woonde in een huis waaraan binnen sinds de jaren twintig niets meer was gedaan. Wel kwam iemand af en toe het houtwerk buiten schilderen.

De wolkbreuk veroorzaakt een overstroming in zijn tuin. De plastic tuinkabouter dobbert een beetje suf in het rond. De tuin van juffrouw Koopman was overwoekerd door brandnetels. Jaren later, op de middelbare school, zou hij van een biologieleraar horen dat je daar soep van kon koken. Hij werd 'brandnetelvreter' genoemd en hield het maar een paar weken vol. Op een dag was hij spoorloos verdwenen. In zijn plaats kwam een dichter die veel van koeienmagen wist. Hij woonde een tijdje naast een beroemde acteur die verdwaald was in Papendrecht. Dat bevorderde zijn populariteit.

Waarom juffrouw Koopman was overgeschoten heeft zijn moeder nooit verteld. Wel dat hij haar beleefd moest groeten, net als alle andere buren, zelfs De Zeeuw. Hoe oud juffrouw Koopman was, kon hij moeilijk schatten. Heel oud, leek hem, maar in de jaren vijftig kleedde iedere volwassene zich ouwelijk. De mensen zagen er vrijwel allemaal hetzelfde uit. Nogal armoedig. De hobbezak voldeed.

Foto: auteur

dinsdag, juni 16, 2020

Bezorgd



'Ik voel me lethargisch en ontroofd van mijn levenslust', schrijft een bevriend Brits vakgenoot hem. De man heeft een groot aantal studies op zijn naam staan, waarvan sommige zeer geroemd door medehistorici. Het bezoek dat hij zou brengen aan Dordrecht, waar Warnaar hem zou rondleiden door de oudste stad van Holland, ging vanwege de coronaramp niet door. De vakgenoot trok zich terug in een landhuis in het westen van Engeland, zoveel mogelijk afgezonderd van de wereld. Hij voelt zich gedeprimeerd door het bericht. Ook herinnert hij hem aan de Brexit, 'de Britse regering heeft zich als de slechtste van het Westen gedragen, een voorteken van wat ons bij de Brexit te wachten staat'. 

In het Algemeen Dagblad waarschuwt een psychologe, Emma Westerling, voor de bedreiging die 'social distancing', de anderhalve-meter-maatschappij, voor de samenleving vormt. Ze noemt ontmenselijking en een gevaarlijke tweedeling tussen de degenen die blind geloven in de regeringsmaatregelen om het virus te bestrijden en degenen die daar kritisch tegenover staan. 

Hetzelfde wat een sociaal-pedagoog hem weken geleden al vertelde. Hij vraagt zich af of de vrolijke vrienden die het land bestieren daar wel aan denken. De politiek heeft drie kabinetten Rutte lang bezuinigd op de gezondheidszorg, vooral ook op de GGD's. Onvoorbereid, maar niet ongewaarschuwd, de crisis in. Daarom is hij bezorgd over een tweede golf.

Foto: auteur


maandag, juni 15, 2020

Reggae



Het radionieuws meldt dat in Suriname, waar men het virus goed onder controle had, een grote uitbraak van covid-19 dreigt. Medici maken zich ernstige zorgen. Een van de binnenlandse reizen die hij maakte toen hij in Suriname was, leidde naar Stoelmanseiland, waar de Tapanahoni en de Lawa samenvloeien in de Marowijne, de grensrivier met Frans-Guyana. Het virus blijkt het land te zijn ingebracht door een illegale Braziliaan. Overal oerwoud en brede wateren. Hoe zet je daar een hek omheen?

Hij vloog met een Twin Otter naar Stoelmanseiland, ver van Paramaribo, het militair gezag en de vage dreiging van geweld die in de lucht hing. Bos, kwatta apen, muskieten, spinnen en aandoenlijke meisjes, die zich, voor zover nog niet gekerstend, kleedden in een doek, een pangi, die de borsten bloot liet. Hij was gewaarschuwd de vrouwen niet aan te raken. Het bos kende gevaren. Dansen konden ze als de besten. 's Avonds zette de eigenaar van de plaatselijke bar zijn aggregaat aan, waarop een kloeke stereo-installatie werkte. Dan schalde er reggae over het eiland.

Hij zat graag aan de oever van de rivier, net voor zonsondergang. Een bijna paradijselijk ogenblik. Het verre ruisen van een waterval, eilandjes van waterplanten die werden meegevoerd door de stroom, een bos dat heel even de adem inhield. Kort daarna begon dan de muziek.

Foto: auteur

zondag, juni 14, 2020

Onbekommerd



Het is lang geleden dat hij in Suriname was, maar zijn herinneringen zijn nog springlevend. Het was een paar maanden voor de moordpartij in Fort Zeelandia, toen nog in gebruik bij 'het militair gezag'. Dat gezag werd gevormd door Desi Bouterse, een sergeant-majoor die zichzelf tot officier had gepromoveerd, Roy Horb, zijn rechterhand, en een groepje vrienden uit het Surinaamse leger, dat was gevormd na de onafhankelijkheid van het land in 1975. 

Het leger hield zich grotendeels op in de Memre Boekoekazerne, ook wel 'het kamp' genoemd. Hij logeerde er om de hoek, in het huis van vrienden. Een huis op palen, neuten zegt men in Suriname, waartussen je een hangmat kon bevestigen om heerlijk wiegend in de schaduw van een parbobier, een djogo, te genieten. Hij herinnert zich hoe er in die tijd in Suriname onbekommend door creolen over 'koelies' werd gesproken, als ze het over hindoestanen hadden. Omgekeerd spraken hindoestanen niet zelden over 'negers' als ze creolen bedoelden en vrijwel altijd werden dat 'luie negers'. 

Nederlanders waren 'bakra's'. Hij kreeg regelmatig, vooral van oudere Surinamers, te horen dat 'jullie maar snel moeten terugkomen'. Als het druk was in een winkel, werd hij vaak als eerste geholpen en als hij zei dat hij nog niet aan de beurt was, werd er verontwaardigd gereageerd. Wat dacht hij wel?

Foto: auteur


zaterdag, juni 13, 2020

Wolkbreuk



De coronaramp heeft in Dordrecht een prominent slachtoffer gemaakt: hotel Bellevue aan het Groothoofd sluit de deuren. Een aantal jaren geleden ging de zaak failliet. Het hotel, op de mooiste plek van Dordrecht, tegenover het kruispunt van de waterwegen Oude Maas, Noord en Beneden Merwede, raakte in verval, tot een nieuwe eigenaar het aandurfde, de boel prachtig verbouwde en er behalve het hotel een restaurant en een bistro in vestigde. Hij ging weleens eten in de bistro, het restaurant beschouwde hij als te ambitieus voor zijn inkomen. 

Hij herinnert zich een diner met medeleden van de Haarlem Branch van de Dickens Fellowship in het oude Bellevue. De Dickensians, die de jaarlijkse 'buitendag' in de oudste stad van Holland doorbrachten, waren aangenaam verrast om in Bellevue Charles Dickens in eigen persoon te ontmoeten. In Dordrecht woont namelijk iemand met dezelfde naam als de grote schrijver. Een telg uit de Vlaamse tak van de familie Dickens. Warnaar heeft met een oud-collega weleens onderzocht of er een connectie is tussen de Vlaamse en Engelse tak. Dat blijkt vooralsnog niet het geval.

Voor het diner in Bellevue bezochten ze het Dordrechts Museum. Te voet onderweg naar het Groothoofd werden ze overvallen door een plotseling opkomende wolkbreuk. Hij herinnert zich nog goed hoe iedereen in paniek naar allerlei portieken op de Voorstraat vluchtte.

Foto: auteur


vrijdag, juni 12, 2020

Nederlander



In Mijn Nederland van de Belg Geert van Istendael leest hij: 'Luidkeels je mening geven, ook als niemand die wil horen, ook als je helemaal geen mening hebt, het lijkt me een wezenskenmerk van de Nederlander'. Het boek verscheen in 2005. Facebook stond net in de kinderschoenen en Twitter liet nog een jaar op zich wachten. Het luidkeels roepen gebeurde nog vooral op de radio, de televisie en in de krant. Hij vindt het een zegen dat kranten redacteuren hebben, die een groot deel van het helse kabaal dat in de sociale media wordt gemaakt, buiten de kolommen houden. Toch slaat hij de opiniepagina meestal over, tenzij iemand iets over zijn vakgebied schrijft. 

Hij heeft de radio afgezet. Hij begrijpt dat iedereen het zo langzamerhand wel heeft gehad met de coronaramp en de elkaar voortdurend tegensprekende deskundigen. De radio jaagt inmiddels achter de nieuwste hype aan. Het geroep van opgewonden activisten om standbeelden van sommige historische figuren weg te halen. Dat waren 'foute' mannen. Hij vindt het van een typisch Nederlandse genuanceerdheid. Pas hoorde hij zo'n roeptoeter op de radio zeggen dat alle Surinamers die na 1975 naar Nederland emigreerden 'plantagehouders' waren.

Als zijn moeder iemand iets doms hoorde beweren, zei ze: 'Die heeft ook het zwarte garen niet uitgevonden'. Warnaar vindt dat eigenlijk wel een passende uitdrukking.

Foto: auteur

donderdag, juni 11, 2020

Bierkaai



In het dagboek Zingen en creperen van Benno Barnard leest hij: 'Hollandse kinderen zijn het willoze slachtoffer van veertig jaar wereldverbetering op onderwijs, en van een werktuiglijke, materialistische opvatting van kennis'. Warnaar bedenkt dat de jaren die hij in het onderwijs doorbracht vooral een herinnering nalaten aan een voortdurend gevecht tegen een bierkaai van bezuinigingen en kleingeestige omgang met zijn vak, geschiedenis. 

Van een oud-student hoorde hij dat aan de school waaraan hij het grootste deel van zijn onderwijsloopbaan lesgaf, nu nog slechts één uur geschiedenis wordt gegeven in de onderbouw en in de bovenbouw twee. In die bovenbouw krijgt nog maar een deel van de leerlingen het vak, het zit slechts in twee van de vier 'profielen'.

'Geen wonder', denkt hij, 'dat de mensen, vooral de jongere generaties, nauwelijks meer weet hebben van het verleden'. Hij vindt dat zorgwekkend. 'Wie nooit in dwang heeft geleefd voelt de vrijheid niet', schrijft Fernando Pessoa in Het boek der rusteloosheid. De Hollandse kinderen van Barnard groeiden op in relatieve luxe en in ieder geval zonder dwang. Zoals tam gemaakte dieren die worden uitgezet in het wild de gevaren niet zien die hen bedreigen, zo zien zij niet het gevaar van politici die, gebruik makend van een ongekende, of, vreest hij, opgeklopte paniekstemming, meer macht naar zich toe proberen te trekken.

Foto: Olympia Vrakopoulou


woensdag, juni 10, 2020

Sluipend



Geschrokken leest hij de reeks voorgenomen verboden in het voorstel voor de corona-noodwet. Die wil het kabinet zo snel mogelijk door het parlement jagen. Hij vraagt zich af wat er bij de opstellers over is van het zo gemakkelijk met de mond beleden respect voor de grondwet en de democratische vrijheden. Rechtsgeleerden uiten hun diepe verontrusting, advocaten hun ernstige zorg. Hij is er niet gerust op dat het parlement de nodige koelbloedigheid zal bewaren om deze plannen, die kunnen leiden tot een langdurige corona-dictatuur, naar de schroothoop te verwijzen.

Hij vreest dat het gemak waarmee een aantal grondrechten door de noodverordeningen opzij werd geschoven, een teken aan de wand is. Een volk wordt zijn rechten nooit in één klap door een overheid ontnomen. Dat gaat sluipend, stap voor stap. Dat leren we van Duitsland in het interbellum. Dat zien we gebeuren in Polen en nog erger: Hongarije.

Hij mailt een bevriend historicus, die antwoordt net zo ongerust te zijn als hij. Ze vermijden instinctief woorden als waakzaamheid en verzet. Je weet maar nooit met die moderne communicatiemiddelen, met al die weet hij veel wat voor 'apps'. Nederland afluisterland. Dat zal ook wel voor meelezen gelden. Voor je het weet heb je de AIVD aan de deur. Zijn volgende bericht moet hij maar per briefkaart sturen, in een envelop.


dinsdag, juni 09, 2020

Chatzi Bayram



Hij is een dag achter met de krant. Het oude nieuws slaat hij over, het is al op een andere wijze binnengekomen. Hij leest de achtergrondartikelen. Het levensverhaal van een onlangs overleden Drentse muzikant. Een interview met de schrijver Mohammed Benzakour, die een lans breekt voor mensen die in stilte goed doen. De mensen die er het meest toe doen. Hij haalt het gedicht van Gerard Reve aan, over de Zusters van Liefde te Weert.

Mohammed Benzakour is een streekgenoot. Hij woont in Zwijndrecht, de plaats met het mooiste uitzicht op Dordrecht. Met zijn boek Yemma richtte hij een indrukwekkend literair monument op voor zijn overleden moeder, een vrouw die ook in stilte goed deed. Weggerukt uit Marokko, het Nederlands niet machtig, analfabeet. Warnaar kan zich nauwelijks voorstellen hoe moeilijk dat moet zijn geweest.

Hij denkt aan de verhalen van oude mensen uit het Griekse bergdorp van zijn vrouw. Als kinderen in de vroege twintigste eeuw uit Turkije verdreven en uiteindelijk daar terechtgekomen. Toch noemen ze het dorp meestal nog bij de oude Turkse naam, Chatzi Bayram, en ze spreken vaak over de chaménes patrídes, de verloren geboortedorpen. Hij ruikt de geur van bergkruiden, denkt aan het vredige kerkhof en de sterrenhemel boven het huis. Hij vraagt zich af wanneer hij weer bloemen kan brengen bij haar graf.

Foto: auteur



maandag, juni 08, 2020

Melaats



Van een enthousiaste wandelaar is hij in een paar weken tijd veranderd in een fietser. Niet zozeer tegen wil en dank, hij houdt ook van fietsen, behalve als het hard waait. 'Er zijn maar twee dingen waar ik echt een hekel aan heb', grapte hij op een feestje in februari, 'harde wind en domme mensen die me tegenspreken'. Februari, het lijkt een andere tijd.

Als hij lopend op pad gaat ergert hij zich er in toenemende mate aan te worden beschouwd als een soort melaatse. Ja, hij vindt afstand houden ook wel verstandig, voorlopig dan, maar de krampachtige wijze waarop sommige mensen ermee omgaan begint hem meer en meer tegen de borst te stuiten. Dat bij al die coronamaatregelen de logica soms zoek is, helpt niet erg om zich ermee te verzoenen. Je zou maar een café, restaurant of touringcarbedrijf hebben en moeten aanzien hoe de luchtvaart wordt ontzien. De vliegtuigen worden alweer volgepropt, als je maar een masker draagt, hoewel het ding, zo heeft hij gelezen, nauwelijks bescherming biedt.

Hij moet er niet aan denken ziek te worden van het virus. Hij moet er ook niet aan denken door een lachgassnuiver omver te worden gereden. Hij moet er al helemaal niet aan denken nog weken, wie weet maanden, als een melaatse met zijn medemensen om te gaan.

Afbeelding: Leprozenbedelaar als duivel. Anonieme 16e-eeuwse gravure.

zondag, juni 07, 2020

Ambtenaar



Het is rustig in de stamkroeg. Er mogen voorlopig dertig mensen zitten. Hij telt er veertien. Er zijn enkele vrienden, maar veel bekenden zijn nog weggebleven. Angst? Het gedoe met tijdsloten en reserveren? Dat valt in de praktijk mee, maar hij weet van sommige mensen dat het hen afschrikt en van anderen dat ze liever thuis ontvangen voor een borrel, omdat je dan geen kans loopt dat plotseling een paar gasten van Handhaving of de politie voor je neus staan met een meetlat.

Hij ziet dat het straatbeeld langzamerhand ook steeds normaler wordt. Zelfs de eerste hardrijder op een knetterende quad is al voorbij gevlogen. Daar zie je zelden een handhaver of een agent achteraan gaan, maar de gemeente heeft een geweldige oplossing gevonden: de pollers die het autoverkeer reguleren, worden weggehaald en iedere overtreder wordt daarna geflitst en bekeurd. 'Geloof je het zelf'? zegt zijn tafelgenoot, 'wedden dat we straks horen dat de ambtenaren de hoeveelheid prenten niet aankunnen?'

Hij geeft toe dat er nogal eens wat misgaat bij de gemeente. Ooit was hij zelf ook ambtenaar, bij het onderwijs. Hij stond al twee jaar voor de klas toen hij zijn tijdelijke aanstelling ontving. Een dag later kwam de vaste. Het duurde eenentwintig jaar voor iemand van de afdeling onderwijs belde en eens informeerde naar zijn diploma's.

Foto: auteur


zaterdag, juni 06, 2020

Zeurpiet



'Wat een hersenloze idioot', denkt hij, als hij de krant uit de buitenbus haalt. Het ding is drijfnat, meer pulp dan krant. Hij heeft een buitenbus met een bovenklep. Die moet de bezorger omhoog doen om de krant erin te doen. Het lijkt hem logisch, zeker bij regenweer als vandaag, dat je zo'n klep dan weer sluit. Dat kwam kennelijk niet op bij de bezorger. Hij of zij, dat weet Warnaar eigenlijk niet eens, laat de bus vaker open staan, maar als het niet regent heeft het geen gevolgen. 

Hij heeft doorgaans grote waardering voor de bezorging. In de tijd dat hij de krant leest, al enkele jaren, is hij maar één keer niet gebracht. Hij twijfelt of hij een klacht moet indienen, hij vreest dat tegen zoveel onnadenkendheid weinig kruid is gewassen en hij wil niet als een zeurpiet overkomen.

Hij hangt het kleddernatte dagblad over de radiator van de centrale verwarming, al staat die niet aan. Voorlopig geen coronanieuws vanmorgen. Ook de tuin hoeft even niet gesproeid met al die buien van gisteren en vandaag. Tijd om zich weer eens op zijn vak te storten. Hij kreeg bericht dat het archief weer open gaat, dat hij er binnenkort aan de slag kan. Het bericht ging vergezeld met een lange lijst coronaregeltjes, waaronder nogal wat pietluttig gezeur.

Foto: auteur 


vrijdag, juni 05, 2020

Grauwsluier



Benno Barnard schrijft in zijn dagboek Zingen en creperen: 'Lissabon is vredig, perifeer, weemoedig, niet-frenetiek, zonnig, pessoaïstisch, barnardiaans... '. Lissabon. Warnaar houdt van de stad, waarin hij graag op zoek gaat naar herinneringen. Voor de coronaramp, als het wolkenweer boven Nederland hem een beetje te veel werd, kon hij spontaan voor een paar dagen naar Lisboa vliegen. Altijd in het hotel in de Rua Garrett, boven het café A Brasilièra, waar op het terras een beeld van Fernando Pessoa staat. Toeristen laten zich vaak zittend naast de veelnamige dichter fotograferen.

De eerste keer in Lissabon was hij nog student. Hij kan op een rechte weg verdwalen, maar daar had hij geen kaart nodig. De pleinen, straten en stegen kwamen hem bekend voor, alsof hij al vele malen door de stad had gezworven. De laatste keer was met goede vrienden, vanuit Thessaloniki. Op de terugreis maakten ze een tussenstop voor een dag in Rome. Vergeleken bij het wat provinciale, maar tegelijkertijd grootse Lissabon een rommelige lawaaistad vol herrieschoppende mensen. 

Hij herinnert zich een wandeling met zijn vrouw vanuit de Baïxa, via de Miradouro de Santa Luzia (hij houdt van de prachtige, Portugese namen) naar het Castelo de São Jorge, een voormalige, koninklijke residentie met een magistraal uitzicht over de stad. Het maakt weemoedig. Er hangt een grauwsluier over Dordrecht.

Foto: auteur


donderdag, juni 04, 2020

Het bruine monster



Hij is gisteren even naar het terras van de stamkroeg geweest. Hij wil niet direct beweren dat het aanvoelde als een soort bevrijding, maar wel als een opluchting. Langzaam gaat het richting normaal. Niet 'het nieuwe normaal', wat hij een misleidende en populistische term vindt, maar het normaal van voor de coronaramp. Het was niet druk, ondanks het mooie weer. Er werd wat lacherig gedaan over het afstand houden, maar toch hield iedereen zich als een braaf schoolklasje aan de regels. 'Voor zolang als het duurt', dacht hij, toen hij na een paar biertjes naar huis fietste.

'Doe ik het wel of niet', vraagt hij zich af. De tuin heeft hard water nodig, maar er zijn buien voorspeld. Hij zet voor de zekerheid de regenton open, maar besluit eerst de fiets naar het stadion te nemen om zijn seizoenkaart te bestellen. Hij denkt aan dichter Kees Buddingh', de man die nog vaak wordt uitgemaakt voor Cees. Vooral door journalisten die nooit de moeite namen zijn dagboeken of biografie te lezen. Buddingh', oud-speler van DFC, was met grote regelmaat te vinden in het FC Dordrecht stadion. 

Dichters en voetbal. Je vindt het of een geweldige combinatie, of je vindt het niets. Leve het bruine monster! Hij vindt dat het hoog tijd wordt voor een uitgave van Buddingh's verzameld proza. 

Foto: auteur

woensdag, juni 03, 2020

Diakenhuismannetjes



In haar column in Trouw breekt onderwijzeres Naomi Smits een lans voor het literatuuronderwijs. Zij heeft haar leerlingen aan het lezen gekregen en kennelijk doen die dat met plezier. Hij vindt het bemoedigend. Hij herinnert zich het povere literatuuronderwijs op de mulo. Per vreemde taal werden klassikaal twee boeken gelezen. Als het je beurt was, moest je een bladzijde of wat oplepelen. De leraar vertaalde een paar moeilijke woorden, die je moest leren, en dat was het wel. 

Voor Nederlands lazen ze de Camera Obscura en De herberg met het hoefijzer. Voor het examen leerde je twee gedichten per taal uit je hoofd. Hij herinnert zich: 'Kaal staat hij voor de blankheid der gordijnen', uit De cactus van Jan van Nijlen. Wie Jan van Nijlen was, leerden ze er niet bij. 

In 1968 kwam de Mammoetwet. Hij stapte over naar de havo. Wat literatuuronderwijs betreft was dat een warm bad. Een leraar Engels die zo geïnspireerd over de Engelse literatuurgeschiedenis sprak, dat hij nu nog grote stukken uit het hoofd kent. Een leraar Nederlands die bewees dat letterkunde niet alleen uit diakenhuismannetjes bestond. Hij had alle vreemde talen, moest voor zijn examen 70 titels lezen, want literatuuronderwijs stelde nog iets voor. Tussen zijn boeken in coronadetentie, beseft hij hoe waardevol die basis voor zijn verdere leven is geweest.

Foto: auteur


dinsdag, juni 02, 2020

Fata morgana



Zijn eiland kent een aantal mooie, vanaf de openbare weg aan het oog onttrokken, bij weinig mensen bekende plekjes. Gisteren was hij in zo'n landelijk paradijsje, uitgenodigd voor de maaltijd bij vrienden. Langs een sloot, die de allure van een bosbeek heeft, overal weelderig groen, een oosters ogend prieel en dat alles in de luwte van een nieuwbouwwijk waarin hij voor geen goud zou willen wonen. Het was een beetje met de rug naar de stad in je eigen wereld vertoeven. Ideaal in tijden van corona. 

Hij moest denken aan de fietstochten met vrienden, vele zomers geleden, over het eiland of door het omliggende land. Populair was de rit via de Kop van 't Land over Sleeuwijk naar Woudrichem. Daar gingen ze dan uit eten en noodgedwongen terug via Gorinchem en Papendrecht, want tegen de tijd dat ze bij de pont zouden arriveren, had die zijn laatste vaart al gehad.

Op een middag ontdekten ze ergens in de buurt van Sleeuwijk een theetuin, een beetje verscholen onderaan de dijk, met kippen, eenden en een loslopende geit. De plek stal zijn romantische studentenhart, maar toen hij er een paar weken later weer naartoe wilde, bleek hij van de aardbodem verdwenen. Hij heeft zich vaak afgevraagd hoe dat kon. Toch een fata morgana, of een overijverige, om vergunningen zeurende ambtenaar?

Foto: auteur


maandag, juni 01, 2020

Bordeaux



Hij leest in De oudste stad van Holland van Henk 't Jong dat de Dordtse schepenen in de middeleeuwen allesbehalve vies waren van een wijntje. Op vergaderingen gingen er heel wat glazen bij de heren naar binnen. Een van de oudste straten van de stad heet niet voor niets de Wijnstraat.

Er ligt een manuscript te wachten van een dichter die in de Bordeauxreeks van uitgeverij Liverse wil. Hij vraagt zich af wie weet waarom die poëziereeks is genoemd naar een Zuidfranse stad. Een tamelijk eenvoudig raadsel. De gedichten in het manuscript zijn minder eenvoudig. Voor zover hij ze heeft gelezen, kan hij er geen touw aan vastknopen. Hij vreest dat hij al weet wat hij de uitgever gaat adviseren.

Voor zover door werkelijk talent geschreven, staat de dichtkunst bij hem op de hoogste trede van de letteren. 'De mooiste muze', zegt hij weleens, maar zij trekt raar volk aan. Talentloze ijdeltuiten, lijders aan rijmdwang, types die klaarkomen op flauwe grappenmakerij, gestoorden op zoek naar verlossing. Het ergst vindt hij 'dichters' die roepen dat ze nooit poëzie lezen omdat dat hun 'originaliteit' beïnvloedt. Met niets beters te doen tijdens deze coronaramp, laten ze luid van zich horen en dat stapelt zich op op zijn bureau. Om de moed erin te houden, trekt hij nog maar een flesje open.

Foto: auteur